ECLI:NL:RBDHA:2023:8219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL23.10840
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Roemenië en risico op pushbacks

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting op 24 mei 2023 heeft eiser aangevoerd dat er in Roemenië sprake is van pushbacks, wat volgens hem betekent dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. Hij verwees naar eerdere uitspraken en een rapport van KlikAktiv ter onderbouwing van zijn claim dat Roemenië niet voldoet aan zijn internationale verplichtingen.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er in Roemenië pushbacks plaatsvinden, dit op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat eiser een reëel risico loopt bij terugkeer naar Roemenië. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zijn situatie anders is dan die van andere Dublinclaimanten. De Roemeense autoriteiten hebben bovendien garanties gegeven dat de asielaanvraag van eiser in overeenstemming met internationale verdragen zal worden behandeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een fundamenteel verschil in beleid bestaat tussen Nederland en Roemenië ten aanzien van Syriërs, en dat hij daarom niet het risico loopt op indirect refoulement.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10840

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.P. van Empel-Bouman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft op 7 november 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid van de Vw. [1] Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 7 oktober 2022 in Roemenië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Nederland heeft daarom op 30 december 2022 de autoriteiten van Roemenië verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b van de Dublinverordening. [2] Op 6 januari 2023 zijn de autoriteiten van Roemenië hiermee akkoord gegaan op grond van artikel 18, eerste lid en onder c, van de Dublinverordening.
3. Eiser voert daartegen aan dat ten aanzien van Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Er is sprake van pushbacks in Roemenië. Niet alleen aan de grenzen vinden pushbacks plaats maar ook nadat asielzoekers uit andere lidstaten zijn teruggestuurd. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 3 februari 2023 [3] en een rapport van KlikAktiv van december 2021. Eiser heeft concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die maken dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië kan worden uitgegaan. Daarnaast is gebleken dat Roemenië Syriërs terug stuurt naar Syrië. Er is sprake van indirect refoulement indien verweerder eiser overdraagt aan Roemenië. Tot slot acht eiser het opmerkelijk dat Roemenië het claimverzoek heeft geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid en onder c, van de Dublinverordening terwijl eiser er geen wetenschap van heeft dat hij zijn asielaanvraag in Roemenië heeft ingetrokken. Deze gang van zaken maakt eens te meer dat er twijfel bestaat over de wijze waarop Roemenië omgaat met de asielverzoeken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Roemenië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Verweerder kan voorts nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan ten aanzien van Roemenië. Dit is ook recentelijk nog door de Afdeling [4] bevestigd. [5] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hier niet langer vanuit kan worden gegaan. Eiser is daarin niet geslaagd.
5. Vast staat dat in Roemenië sprake is van pushbacks en dit wordt in zijn algemeenheid aangemerkt als een fundamentele systeemfout in de asielprocedure die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. [6] De enkele omstandigheid dat in een lidstaat pushbacks plaatsvinden is echter op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat Roemenië zich ten aanzien van Dublinclaimanten niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Eiser is er niet in geslaagd om concrete aanknopingspunten te leveren op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat eiser als Dublinterugkeerder ook een reëel risico loopt om door middel van een pushbacks vanuit Roemenië te worden doorgestuurd naar een derde land, zonder dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft kunnen indienen en een asielprocedure heeft kunnen doorlopen. Het rapport van KlikAktiv biedt hiervoor ook onvoldoende aanknopingspunten. Het rapport van KlikAktiv maakt immers slechts melding van enkele gevallen en deze zijn niet van voldoende concreet bewijs voorzien om te kunnen concluderen dat er sprake is van pushbacks van Dublinclaimanten. De rechtbank volgt hiermee niet de door eiser overgelegde uitspraak van zittingsplaats Amsterdam.
6. De Roemeense autoriteiten hebben met het claimakkoord overigens ook de garantie gegeven dat de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van de internationale verdragen en Europese asiel- en opvangrichtlijnen, in behandeling wordt genomen. Dat Roemenië vervolgens het claimakkoord op een andere grond dan verzocht heeft geaccepteerd maakt dat niet anders.
7. Voor zover eiser stelt er een verschil is in beleid tussen Roemenië en Nederland ten aanzien van Syrië en hij daarom een risico loopt op indirect refoulement indien hij wordt teruggestuurd naar Roemenië, slaagt dit beroep niet. Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat eiser aannemelijk moet maken dat een verschil in beschermingsbeleid zo evident en fundamenteel is dat hij na overdracht een reëel risico loopt op refoulement. [7] Eiser heeft daaraan niet voldaan. Immers, eiser heeft niet concreet onderbouwd dat Roemenië een ander beleid hanteert dat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat Nederland voert ten aanzien van vluchtelingen uit Syrië en dat hij als gevolg daarvan bij terugkeer naar Roemenië het risico loop op refoulement omdat hij wordt uitgezet naar Syrië.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:110.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022,ECLI:NL:RVS:2022:1042.
7.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022 ECLI:NL:RVS:2022:1862;