ECLI:NL:RBDHA:2023:8216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL22.23771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoekster, een Syrische nationaliteit hebbende, op 21 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 26 april 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 26 april 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoekster heeft op 8 mei 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de staatssecretaris de beslistermijn van de asielaanvraag verlengd, waardoor de ingebrekestelling van verzoekster prematuur was. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, en dus ook niet van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.

Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond. De beslissing is genomen door mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, met de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als men het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23771

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verzoekster heeft op 21 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 26 april 2022.
Verweerder heeft op 26 april 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Verzoekster heeft op 8 mei 2023 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoekster heeft de aanvraag ingediend op 26 april 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoekster op 25 oktober 2022 eindigen. De staatssecretaris heeft echter, met de inwerkingtreding van het WBV 2022/222, de beslistermijn van alle asielaanvragen met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraak van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 1 november 2022 prematuur is ingediend. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoekster het beroep niet had ingetrokken.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.M. Tapper-Wessels rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.