ECLI:NL:RBDHA:2023:8211
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep wegens prematuur indienen
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 6 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De Spaanse autoriteiten hebben op 11 januari 2022 ingestemd met een terugnameverzoek in het kader van de Dublinverordening. Vanwege een verhoogde instroom van asielaanvragen en COVID-19 gerelateerde problemen heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid eiser op 28 juni 2022 in de nationale procedure opgenomen. Eiser werd op 6 december 2022 geïnformeerd over de verlenging van de beslistermijn in verband met het WBV 2022/22. Op 10 januari 2023 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft hij op 10 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag op 6 november 2021 ingediend, maar de beslistermijn is pas op 28 juni 2022 aangevangen, toen Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de aanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden is verlengd met negen maanden door de staatssecretaris, wat betekent dat de ingebrekestelling van 10 januari 2023 prematuur was.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van indienen van het beroep. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.