ECLI:NL:RBDHA:2023:818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
C/09/628575 / HA RK 22-160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermoeden van onrechtmatige concurrentie door ex-werknemers en concurrerend bedrijf met verzoek om voorlopig getuigenverhoor

In deze zaak heeft OTX Logistics B.V. een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. OTX beschuldigt VDH Next B.V. en een aantal ex-werknemers van onrechtmatige concurrentie, waarbij zij stellen dat deze ex-werknemers vertrouwelijke informatie en intellectueel eigendom van OTX hebben gebruikt om VDH Next op te richten en klanten van OTX te benaderen. De rechtbank heeft op 30 januari 2023 besloten het verzoek toe te wijzen, waarbij het belang van OTX bij het verkrijgen van bewijs werd erkend. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid of strijd met de goede procesorde. OTX heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de getuigen die zij wil horen, relevante informatie kunnen verschaffen over de gestelde onrechtmatige handelingen. De rechtbank heeft bepaald dat het verhoor van vijf getuigen zal plaatsvinden op 21 februari 2023, waarbij de advocaat van OTX verantwoordelijk is voor het oproepen van de getuigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat OTX de beschikking onmiddellijk moet uitvoeren, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/628575 / HA RK 22-160
Beschikking van 30 januari 2023
in de zaak van
OTX LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
verzoekster in het verzoek,
verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
advocaten mr. R. Pleiter en mr. E.K.W. van Kampen te Amsterdam
en

1.VDH NEXT B.V.,

gevestigd te Moerdijk,
2.
[verweerder2],
wonende te [woonplaats01] ,
3.
[verweerder3],
wonende te [woonplaats02] ,
4.
[verweerder4],
wonende te [woonplaats03] ,
verweerders in het verzoek,
verzoekers in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
advocaat mr. M.P.E. D'haene te Rotterdam,

5.[verweerder5],

wonende te [woonplaats04] ,
6.
[verweerder6],
wonende te [woonplaats05] ,
7.
[verweerder7],
wonende te [woonplaats06] ,
8.
[verweerder8],
wonende te [woonplaats07],
9.
[verweerder9],
wonende te [woonplaats06] ,
10.
[verweerder10],
wonende te [woonplaats05],
verweerders in het verzoek,
advocaat mr. F. Diepraam te Haarlem,

11.[verweerder11],

wonende te [woonplaats08],
verweerster in het verzoek,
advocaat mr. S.E.H. van Thoor te Hoofddorp.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘OTX’, ‘VDH Next’, ‘VDH Next c.s.’ (verweerders sub 1 tot en met 4 tezamen), ‘ [verw 5 t/m 10]’ (verweerders sub 5 tot en met 10 tezamen) en ‘[verweerder11]’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 28 april 2022 ingekomen verzoek, met producties 1 tot en met 25, waarmee VDH Next in de onderhavige procedure werd betrokken;
- de op 15 augustus 2022 ingekomen brief van mr. Van Kampen, met productie 26;
- het op 17 augustus 2022 ingekomen verweer van VDH Next c.s.;
- de op 23 augustus 2022 ingekomen brief van mr. Van Kampen, met producties 27 tot en met 29;
- de mondelinge behandeling op 25 augustus 2022 door mr. H.J. Vetter, tijdens welke behandeling is geoordeeld dat ook verweerders 2 tot en met 11 (ex-werknemers van OTX) in de procedure betrokken moesten worden;
- het op 29 augustus 2022 ingekomen gewijzigde verzoek, waarmee verweerders sub 2 tot en met 11 in de onderhavige procedure werden betrokken;
- de beschikking van 7 september 2022 (C/09/634735 / KG RK 22-1102), waarin het verschoningsverzoek van 5 september 2022 van mr. H.J. Vetter werd toegewezen;
- het op 12 december 2022 ingekomen verweer van [verw 5 t/m 10];
- de op 12 december 2022 ingekomen brief van mr. Diepraam, inclusief productie B1 op een USB-stick;
- het op 12 december 2022 ingekomen verweer van [verweerder11];
- de op 13 december 2022 ingekomen brief van mr. Van Kampen, met producties 30 tot en met 38.
1.2.
De inhoudelijke mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 19 december 2022 door mr. D.R. Glass. Verschenen zijn:
aan de zijde van OTX
- de heer [naam 1] (directeur);
- de heer mr. Pleiter;
- de heer mr. Van Kampen;
aan de zijde van VDH Next c.s.
- de heer [verweerder2];
- de heer [verweerder4];
- de heer mr. D’haene;
aan de zijde van [verw 5 t/m 10]
- de heer [verweerder6];
- de heer mr. Diepraam;
aan de zijde van [verweerder11]
- mevrouw mr. Van Thoor.
Ter zitting hebben mr. Van Kampen en mr. D'haene spreekaantekeningen gehanteerd en overgelegd.
1.3.
Vervolgens is op 23 december 2022 een brief ingekomen van mr. Diepraam, waarin hij verzoekt om een proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Meer in het bijzonder ten aanzien van de vraag of OTX in verband met de door haar gestelde feiten boetes of schadevergoeding zal vorderen. De rechtbank zal op dit punt volstaan met een korte weergave in het kader van dit procesverloop, nu de rechtbank van de mondelinge behandeling in procedures zoals de onderhavige in de regel geen proces-verbaal opmaakt. OTX is voornemens in het kader van een bodemprocedure een schadevergoeding te vorderen van VDH Next wegens onrechtmatige (groeps)daad. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2022 heeft mr. Diepraam opgemerkt dat OTX in een andere procedure over een non-concurrentiebeding heeft verklaard dat indien het boetebeding uit het non-concurrentiebeding geldig wordt geoordeeld, OTX zal kiezen voor het vorderen van een boete in plaats van schadevergoeding. Mr. Diepraam stelt dat OTX daarom geen schadevergoeding kan vorderen in de te entameren bodemprocedure wegens onrechtmatige (groeps)daad. Mr. Van Kampen heeft namens OTX daar tegenin gebracht dat haar verklaring om een boete te vorderen in plaats van schadevergoeding enkel betrekking had op overtreding van het non-concurrentiebeding; hij stelt namens OTX niet verklaard te hebben in het geheel geen schadevergoeding van wie dan ook te zullen vorderen.

2.De zaak in het kort

OTX en VDH Next zijn concurrerende bedrijven, beide logistiek dienstverleners. OTX meent dat VDH Next sinds haar oprichting in januari 2021 haar onrechtmatig heeft beconcurreerd. Tussen partijen lopen reeds diverse procedures (sommige inmiddels afgerond), met name over vermeende overtreding van non-concurrentiebedingen door verweerders sub 2 tot en met 11 en over verlangde inzage van stukken. OTX is voornemens een bodemprocedure te starten tegen VDH Next op grond van onrechtmatige (groeps)daad ex artikel 6:162 in verbinding met 6:166 Burgerlijk Wetboek. Met het oog daarop verlangt OTX een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om deze onregelmatigheden te laten onderzoeken en bewijs te vergaren voor een te entameren bodemprocedure.

3.De feiten

3.1.
OTX is een wereldwijd opererende logistiek dienstverlener, met de nadruk op de luchtvracht in de mode/kledingbranche.
3.2.
Sinds 2016 heeft OTX geïnvesteerd in de ontwikkeling van een klantenportaal door Placeholder B.V. (handelend onder de naam Hiro). Via de website van OTX kunnen klanten inloggen in dit portaal om zo hun zendingen aan te maken, te bekijken en te controleren.
3.3.
[verweerder2] (verweerder sub 2, vader van [verweerder4] (verweerder sub 4)) is een van de oprichters van OTX. Vanaf haar oprichting waren [verweerder2] en [verweerder3] (verweerster sub 3) aan OTX verbonden, als (groot)aandeelhouder en respectievelijk algemeen en financieel directeur. Tot 2011 hielden [verweerder2] en [verweerder3] via hun gezamenlijke vennootschap TYD Holding alle aandelen in OTX. In 2011 hebben zij 75% van de aandelen verkocht aan (de rechtsvoorgangers van) de huidige aandeelhouder. In 2018 hebben [verweerder2] en [verweerder3] hun (laatste) aandelen in OTX verkocht. Vanaf dat moment hebben zij hun werkzaamheden (in dezelfde functie) voortgezet op basis van een arbeidsovereenkomst met OTX.
3.4.
Op 1 oktober 2020 trad [verweerder2] uit dienst van OTX.
3.5.
[verweerder3] is op 1 november 2020 uit dienst getreden van OTX. Per 1 april 2022 is zij in dienst getreden bij de [bedrijf].
3.6.
[verweerder4] is met ingang van 1 maart 2017 bij OTX in dienst getreden als Business Development Manager. [verweerder4] is op 15 maart 2019 bij OTX uit dienst getreden en kort daarop in dienst getreden bij de [bedrijf] als Key Account Manager.
3.7.
Op 14 december 2020 heeft [verweerder4] L.S.E. Beheer B.V. opgericht, waarvan hij enig aandeelhouder/bestuurder is.
3.8.
Op 14 januari 2021 heeft [verweerder4] (via L.S.E. Beheer) samen met de [bedrijf] VDH Next opgericht. Dit bedrijf richt zich evenals OTX op de luchtvracht in de kledingbranche. De bestuurders van VDH Next zijn [verweerder4] en Gait & Rik Houdstermaatschappij B.V., van wie [naam 2] en [naam 3] indirect bestuurder zijn.
3.9.
De [bedrijf] is een bedrijf dat zich ook richt op logistieke dienstverlening, zoals inklaring, opslag en internationaal vervoer (veelal vanuit China/Azië), met de nadruk op zeevracht. OTX en de [bedrijf] hebben samengewerkt, onder meer in de zeevracht, waartoe een gezamenlijke vennootschap bestond, OTX Rotterdam B.V. OTX werkt inmiddels niet meer samen met de [bedrijf].
3.10.
[verweerder5] (verweerder sub 5) trad op 1 november 2015 in dienst bij OTX. Hij bekleedde laatstelijk de functie van Business Solutions Director. In die hoedanigheid was hij lid van het managementteam van OTX. Per 1 juni 2021 is hij uit dienst getreden. Aansluitend trad hij in dienst bij de [bedrijf].
3.11.
[verweerder6] (verweerder sub 6) trad op 1 oktober 2017 in dienst bij OTX in de functie van IT-Manager. In die hoedanigheid was [verweerder6] eveneens lid van het managementteam van OTX. Per 1 juni 2021 trad hij uit dienst en hij trad kort daarna in dienst bij VDH Next.
3.12.
OTX heeft bedrijfsrecherchebureau Hoffman Bedrijfsrecherche B.V. gevraagd nader onderzoek te verrichten naar [verweerder5] en [verweerder6]. Dit onderzoek heeft onder meer de volgende resultaten opgeleverd, vastgelegd in een rapport van 25 juni 2021:
3.12.1.
Jemeer Computer Services heeft in september 2020 een digitaal platform gecreëerd met de domeinnaam ‘@luddevede.com’. [verweerder2] was daarbij betrokken. Op 22 september 2020 heeft Jemeer facturen daarvoor naar een vennootschap van [verweerder3] gestuurd.
3.12.2.
Via het @luddevede.com domein zijn e-mail accounts aangemaakt - voor [verweerder2], [verweerder3], [verweerder5] , [verweerder6], [verweerder8], [verweerder9] en [verweerder7] - met fantasienamen van stripfiguren en dergelijke (‘aliassen’), zoals Guus Geluk en Hendrik Haan.
3.12.3.
Op de computer van [verweerder6] is een ‘projectplanning’ aangetroffen, gestart op 15 september 2020, waarop projecten zijn vermeld onder de naam ‘PrepareMyVDHNextBridge’, ‘Onboarding Clients’ en ‘Onboarding Agents’.
Onder ‘Onboarding cliënts’ zijn namen genoemd van een aantal klanten van OTX. Ook in e-mailcorrespondentie van (voormalige) werknemers van OTX onderling en/of met [naam 2] worden namen van klanten van OTX genoemd.
3.12.4.
In december 2020 hebben [verweerder5] en [verweerder6] contact gehad met Hiro, voor het opzetten van een nieuw klantenportaal. Een dergelijk portaal is tot stand gebracht voor VDH Next en door haar in mei 2021 in gebruik genomen.
3.12.5.
In de periode van 12 februari 2021 tot en met 11 mei 2021 hebben Teams-meetings plaatsgevonden waarbij onder anderen [verweerder2], [verweerder4] en [naam 2] betrokken waren.
3.13.
[verweerder5] en [verweerder6] hebben in december 2020 – toen nog in dienst van OTX - contact opgenomen met Hiro. VDH Next gebruikte aanvankelijk een zelfde digitaal klantenportaal als OTX. OTX heeft op 26 mei 2021 VDH Next gesommeerd te stoppen met het gebruik van haar klantenportaal. In augustus 2021 heeft VDH Next het gebruik van haar nieuwe klantenportaal gestaakt. Eveneens rond die tijd heeft Hiro op (herhaald) verzoek van OTX een verklaring getekend waarin staat dat zij (voor zover nodig) de auteursrechten op het klantenportaal aan OTX overdraagt.
3.14.
In de eerste helft van 2021 is er contact geweest tussen de overgestapte (ex-) werknemers en PVH, een van de grootste klanten van OTX. In mei 2021 heeft PVH de samenwerking met OTX beëindigd. PVH werd vervolgens klant van VDH Next.
3.15.
OTX heeft met betrekking tot de door haar veronderstelde onrechtmatige concurrentie diverse procedures opgestart. Een aantal van deze procedures (ter zake van 843a Rv en overtreding van non-concurrentiebedingen) is momenteel aanhangig bij de rechtbank Noord-Holland.

4.Het verzoek

4.1.
In het verzoekschrift heeft OTX de rechtbank verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten, waarbij elf personen worden opgeroepen te getuigen, te weten verweerders sub 2 tot en met 11 en [naam 2]. OTX wenst deze getuigen te doen horen, nu zij op enige manier betrokken zouden zijn geweest bij de onrechtmatige concurrentie van OTX. Door het horen van getuigen hoopt OTX inzicht te krijgen in (i) de ernst en omvang van de wanprestatie c.q. onrechtmatige gedragingen, (ii) haar ondernemingen te beschermen tegen verdere schade, en (iii) de omvang van de door haar geleden en nog te lijden schade te begroten.
4.2.
OTX voert – samengevat – het volgende aan.
4.2.1.
Sinds de oprichting van VDH Next in januari 2021 is in de periode februari tot en met mei 2021 een groep van zo’n twintig werknemers overgestapt naar VDH Next. Daarbij hebben zij hun post-contractuele bedingen uit de arbeidsovereenkomst overtreden en inbreuk gemaakt op het intellectueel eigendom van OTX door een identiek klantenportaal te (laten) bouwen.
4.2.2.
VDH Next profiteert onrechtmatig van de door de overgestapte (ex-)werknemers gepleegde wanprestatie, met het ultieme doel stelselmatig en substantieel het bedrijfsdebiet van OTX aan te tasten.
4.2.3.
OTX vermoedt dat genoemde (ex-)werknemers middels het @luddevede.com domein heimelijk hebben gecorrespondeerd met het doel om intellectueel eigendom van OTX onrechtmatig toe te eigenen en concurrentiegevoelige informatie te ontvreemden, om werknemers en klanten van OTX te laten overstappen naar VDH Next. Gezien de tenaamstelling van de facturen van Jemeer heeft het er alle schijn van dat [verweerder2] de initiatiefnemer is geweest en gehandeld heeft ten gunste van zijn eigen zoon [verweerder4], bestuurder en 50% (indirect) aandeelhouder van VDH Next.
4.2.4.
VDH Next heeft tevens, tezamen met de overgestapte (ex)werknemers, stelselmatig vele klanten en relaties van OTX bewerkt teneinde hen te bewegen over te stappen naar VDH Next, waarbij gebruik is gemaakt van het intellectuele eigendom van OTX en de kennis die de overgestapte werknemers tijdens hun dienstverband met OTX hebben verkregen. OTX meent dat sprake is geweest van een vooropgezet plan waarbij door verschillende overgestapte (ex-)werknemers sinds september 2020 voorbereidende handelingen werden verricht, terwijl zij nog in dienst waren bij OTX.
4.2.5.
Vermoedelijk hebben ongeveer 400 klanten en relaties de overstap gemaakt naar VDH Next. De schade van OTX is aanzienlijk en beloopt naar verwachting meer dan 20 miljoen euro.

5.Het verweer en het (voorwaardelijk) tegenverzoek

5.1.
Aangezien het verweer van VDH Next, [verw 5 t/m 10] en [verweerder11] (hierna tezamen aangeduid als: Verweerders) op veel punten overeenkomt, zal dit zoveel mogelijk gezamenlijk worden besproken. Verweerders betwisten de door OTX gestelde onrechtmatige concurrentie en de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten. In dat kader stellen Verweerders dat het verzoek moet worden afgewezen om de volgende redenen: (1) het verzoek is in strijd met de goede procesorde, (2) OTX maakt misbruik van bevoegdheid, (3) het verzoek stuit af op een zwaarwichtig bezwaar, en (4) OTX heeft onvoldoende belang bij het voorlopig getuigenverhoor. Genoemde verweren zal de rechtbank hierna, voor zover nodig, bespreken.
5.2.
Het (voorwaardelijk) tegenverzoek van VDH Next c.s. strekt ertoe dat, indien het verzoek van OTX wordt toegewezen, het voorlopig getuigenverhoor tevens de onder randnummer 81 van het verweer van VDH Next c.s. geformuleerde vragen met betrekking tot de jarenlange samenwerking tussen OTX en [bedrijf] zal betreffen, welke samenwerking een verklaring vormt voor de door OTX ten onrechte onrechtmatig geachte handelingen van verweerders.

6.De beoordeling van het verzoek

6.1.
De rechtbank stelt voorop dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijsbaar is in de gevallen waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zal een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, dat overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, door de rechtbank kunnen worden afgewezen als de rechtbank van oordeel is dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, of dat het afstuit op een ander, door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar. Ook geldt bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor de in artikel 3:303 BW neergelegde regel dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt.
Strijd goede procesorde
6.2.
Verweerders stellen met een beroep op artikel 187 lid 2 Rv dat het geding reeds aanhangig is bij de rechtbank Noord-Holland en dat onderhavig verzoek daarom had moeten worden gedaan aan de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank volgt Verweerders niet in dit standpunt. Allereerst zal de door OTX beoogde bodemprocedure zijn gebaseerd op een andere rechtsgrond, te weten artikel 6:162 in verbinding met 6:166 Burgerlijk Wetboek en niet overtreding van non-concurrentiebedingen. Ten tweede zal de bodemprocedure zich richten tegen een andere wederpartij, namelijk VDH Next, en niet tegen individuele werknemers. Ten derde zullen de intellectuele eigendomsrechten van het klantenportaal voor het eerst pas aan de orde komen in de beoogde bodemprocedure en daarmee is het feitencomplex dus anders. Ten vierde worden de procedures over de non-concurrentiebedingen behandeld door de kantonrechter, terwijl de te entameren bodemprocedure zal worden behandeld door de rechtbank nu de gestelde schade boven de competentiegrens ligt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat kennelijk in de lopende procedures over de non-concurrentiebedingen geen getuigen zijn gehoord en er geen aanwijzingen zijn dat getuigen zullen worden gehoord.
6.3.
Op dit moment is nog steeds een aantal 843a Rv-procedures aanhangig. Verweerders menen dat, zolang deze procedures niet zijn afgerond, geen sprake kan zijn van een efficiënt en adequaat getuigenverhoor. Van een getuigenverhoor kan volgens Verweerders slechts sprake zijn indien de relevante documenten waarop OTX zich wenst te beroepen voorhanden zijn. De rechtbank oordeelt dat de uitkomst van andere (843a Rv-) procedures niet behoeft te worden afgewacht, nu er geen rechtsregel is dat eerst al het mogelijke schriftelijke bewijs moet zijn vergaard, voordat getuigen in het kader van een voorlopig getuigenverhoor kunnen worden gehoord. Bovendien staat niets Verweerders eraan in de weg alle stukken vrijwillig ter beschikking te stellen ten behoeve van het voorlopig getuigenverhoor.
6.4.
[verw 5 t/m 10] verwijt OTX een processuele strategie die neerkomt op fragmentatie en versnippering. Zaken die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn worden opgeknipt en op verschillende momenten bij verschillende rechtbanken aanhangig gemaakt. De rechtbank overweegt dat daar vanwege de aard van de zaak moeilijk aan kan worden ontkomen; er zijn nu eenmaal veel betrokkenen en de zaak heeft inhoudelijk verschillende aspecten. Alles overziend is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van strijd met de goede procesorde.
Misbruik bevoegdheid
6.5.
Gelet op de strekking van het voorlopig getuigenverhoor gaan de eisen dat de feiten of rechten die men wil bewijzen voldoende concreet zijn niet zo ver dat van de verzoeker wordt gevergd dat hij al nauwkeurig aangeeft omtrent welke feiten hij de getuigen wil horen. Voldoende is dat hij deze zodanig omschrijft dat voor de rechter en de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben (Hoge Raad 7 september 2020, ECLI:NL:HR:2018:1433). [verw 5 t/m 10] heeft aangevoerd dat het verzoek van OTX misbruik van bevoegdheid oplevert, nu het neerkomt op een
fishing expedition. Dit verweer slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er een rechtstreeks verband tussen de feiten waarover de getuigen volgens OTX moeten worden gehoord en de beoogde vordering van OTX in de te entameren bodemprocedure. OTX heeft het feitelijk gebeuren waarover getuigen moeten worden gehoord voldoende duidelijk geconcretiseerd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het voor OTX niet eenvoudig is de feiten concreter te maken, nu het vermoedens betreft van zaken die zich in de heimelijke sfeer zouden hebben afgespeeld.
6.6.
Nu OTX haar positie zou kunnen bewijzen door middel van de uitkomst van de 843a Rv-procedures, menen Verweerders dat het niet van hen kan worden gevergd dat zij worden opgezadeld met de last van langdurige, uitgebreide getuigenverhoren. De rechtbank kan dit standpunt van Verweerders niet volgen. Allereerst is de uitkomst van de nog lopende 843a Rv procedures op dit moment nog onzeker. Ten tweede staat het OTX vrij om beide wegen (parallel) te bewandelen in een poging om haar bewijspositie te versterken.
Zwaarwichtig bezwaar
6.7.
Verweerders hebben aangevoerd dat [verweerder2] en [verweerder4] als vader en zoon een beroep kunnen doen op een familiaal verschoningsrecht. Het is echter onbekend wat zij zullen verklaren en de rechtbank mag daarop ook niet vooruitlopen. De rechtbank oordeelt dat een mogelijk beroep op het verschoningsrecht geen reden is om het verzoek af te wijzen. Allereerst is het namelijk onzeker of met succes een beroep op dit verschoningsrecht kan worden gedaan. Zoals de voorzieningenrechter Amsterdam op 6 juli 2022 (zaaknummer C/13/717955 / KG ZA 22-442, rechtsoverweging 5.15) overwoog, komt familieleden een dergelijk verschoningsrecht enkel toe wanneer ze als getuige in een procedure tegen een familielid worden gehoord; daarvan is in deze context geen sprake Ten tweede doet deze vraag zich pas voor nadat zij als getuigen zijn opgeroepen te verschijnen. Het familiaal verschoningsrecht ontslaat hen niet van de verplichting om als getuigen te verschijnen als zij daartoe zijn opgeroepen. Daarbij geldt dat zij niet verplicht zijn om zich op een verschoningsrecht te beroepen.
Onvoldoende belang
6.8.
OTX wil met het voorlopig getuigenverhoor onderzoeken welke klanten VDH Next heeft bediend met het klantenportaal en welke omzet daarmee is gemoeid. VDH Next betwist inbreuk te hebben gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van het klantenportaal. VDH Next stelt dat OTX geen belang heeft bij haar verzoek, omdat OTX eerst haar rechten en pas vervolgens de daarop gemaakte inbreuk moet aantonen. VDH Next meent bovendien dat het voorlopig getuigenverhoor niet dienstbaar kan zijn voor deze discussie. OTX beschikt immers al over de noodzakelijke documenten – de overeenkomst met Hiro en de correspondentie tussen Hiro, OTX en [bedrijf] – om deze discussie te voeren. De rechtbank oordeelt dat er nog onduidelijkheid bestaat met betrekking tot (de rechten op) het klantenportaal en dat het voorlopig getuigenverhoor daarover mogelijk duidelijkheid kan verschaffen. Het belang van OTX is daarmee gegeven.
6.9.
VDH Next c.s. stelt zich op het standpunt dat OTX onvoldoende belang heeft bij haar verzoek, nu er geen sprake was van een vooropgezet plan noch van enige vorm van wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen (in groepsverband). Dit verweer slaagt niet. Nu Verweerders de vermoedens van OTX ontkennen, heeft OTX belang bij het vergaren van bewijs: het voorlopig getuigenverhoor is daartoe nu juist het geëigende middel.
6.10.
[verweerder11] trad op 1 juni 2021 in dienst van VDH Next. Op grond van haar arbeidsovereenkomst met OTX was zij gebonden aan een non-concurrentiebeding gedurende het dienstverband. [verweerder11] stelt dat OTX onvoldoende heeft aangetoond dat zij voor 1 juni 2021 werkzaamheden ten behoeve van VDH Next heeft verricht. De rechtbank meent dat OTX met betrekking tot de betrokkenheid van [verweerder11] voldoende heeft aangevoerd ter rechtvaardiging van haar belang bij het voorlopig getuigenverhoor. [verweerder11] had weliswaar geen luddevede-account, maar zij voerde onder andere met [verweerder6] gesprekken over een “secret agenda” en “betraying people in OTX”.
6.11.
OTX en VDH Next c.s. verschillen van mening over de mate van samenwerking tussen OTX en [bedrijf]. OTX meent dat VDH Next c.s. onvoldoende belang heeft bij haar tegenverzoek, nu zij onvoldoende duidelijke heeft gemaakt waarom de samenwerking tussen OTX en [bedrijf] van belang is voor de beoordeling van de door OTX gemaakte verwijten. De rechtbank begrijpt het zo dat VDH Next deze samenwerking aanvoert als onschuldige verklaring voor de overstap van werknemers en klanten van OTX naar VDH Next en ter discussie wil stellen in hoeverre bedrijfsinformatie daadwerkelijk vertrouwelijk was en niet reeds bekend bij de [bedrijf]. De rechtbank acht het efficiënt om deze kwesties eveneens onderdeel te laten uitmaken van de getuigenverhoren. De door VDH Next c.s. in randnummer 81 van haar verweer geformuleerde punten kunnen dan ook tijdens de verhoren in vragende vorm aan de orde worden gesteld. Mocht daaraan na de enquête behoefte zijn, dan staat het VDH Next vrij de onder nr. 83 van haar verweer genoemde getuigen in de contra-enquête op te roepen. Het (voorwaardelijk) tegenverzoek wordt daarom bij gebrek aan resterend belang afgewezen.
6.12.
Het verzoek van OTX is dus op de wet gegrond en zal worden toegewezen.
6.13.
De regel is dat bij toewijzing van het verzoek in principe in eerste instantie niet meer dan vijf getuigen gehoord worden, omdat doorgaans met het horen van meer getuigen geen redelijk doel wordt gediend. Aan de rechter voor wie de verhoren plaatsvinden kan, nadat de vijf getuigen zijn gehoord, een goed gemotiveerd verzoek gedaan worden om nog een of enkele getuigen te mogen horen.
6.14.
Voor het horen van de eerste getuige zal twee uur worden uitgetrokken. Voor de overige getuigen anderhalf uur per getuige. De rechtbank verzoekt de advocaat van OTX met het oproepen van de getuigen rekening te houden met het volgende oproepingsschema: 9:00 uur, 11:00 uur, 13:00 uur, 14:30 uur en 16:00 uur. Tevens ontvangt de griffier van de rechtbank graag tijdig een overzicht van welke getuige tegen welk tijdstip wordt opgeroepen.
6.15.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding voor een kostenveroordeling van één of meer van de partijen.

7.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek toe en beveelt een voorlopig getuigenverhoor;
- bepaalt dat het verhoor van vijf van de in het verzoek genoemde getuigen zal plaatsvinden in het paleis van justitie te Den Haag aan de Prins Clauslaan 60 op
21 februari 2023vanaf
9:00 uurten overstaan van mr. J.J. Kuipers;
- bepaalt dat er in eerste instantie één dag zal worden uitgetrokken voor de verhoren tezamen en verzoekt de advocaat van OTX om met het oproepen van de getuigen rekening te houden met het onder 6.14. genoemde oproepingsschema en om de griffier tijdig te voorzien van een overzicht van welke getuige tegen welk tijdstip wordt opgeroepen;
- bepaalt dat OTX uiterlijk op 6 februari 2023 deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan verweerders moet doen toekomen;
- verklaart deze beschikking (voor zover nodig, gelet op het bepaalde in artikel 188, tweede lid, Rv) uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 3153