ECLI:NL:RBDHA:2023:8172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
NL23.5758
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser met onvoldoende onderbouwing van reëel risico bij terugkeer naar Somalië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die in 1999 met zijn familie uit Somalië naar Ethiopië vluchtte, diende op 13 maart 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 23 februari 2023 afgewezen, omdat de staatssecretaris van mening was dat de asielrelaas van de eiser niet voldoende onderbouwd was om een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië aan te nemen.

De rechtbank heeft op 13 april 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de psychische toestand van de eiser voldoende heeft meegewogen, ondanks dat de eiser niet is verschenen voor medisch onderzoek en geen medische stukken heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank wijst erop dat de eiser weliswaar verwijst naar de onveilige situatie in Somalië en de aanwezigheid van de terroristische organisatie Al Shabaab, maar dat hij niet heeft aangetoond dat hij persoonlijk gevaar loopt. De staatssecretaris heeft de afwijzing van de asielaanvraag dan ook terecht gehandhaafd. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5758

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 13 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 23 februari 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is in 1999 met zijn familie uit Somalië vertrokken naar Ethiopië vanwege de burgeroorlog in Somalië. Tot 2013 heeft eiser in het grensgebied tussen Ethiopië en Somalië verbleven in het vluchtelingenkamp Awbare. Eiser heeft in Ethiopië enige tijd onderwijs genoten en gewerkt, maar wilde een betere toekomst opbouwen en zich meer ontwikkelen. Vervolgens is hij via Sudan, Libië en Italië naar Zwitserland gegaan. In Zwitserland is eisers asielaanvraag afgewezen. Eiser stelt in het land van herkomst geen persoonlijke problemen te hebben ondervonden, hij is, als kind, met zijn ouders gevlucht.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: Identiteit, nationaliteit en herkomst
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat deze geloofwaardig zijn. Dit leidt volgens de staatssecretaris echter niet tot vluchtelingschap. Het feit dat eiser uit Somalië komt is daarvoor op zichzelf onvoldoende. De staatssecretaris concludeert daarnaast dat het feit dat eiser uit Somalië komt niet voldoende is om een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer aan te nemen omdat eiser geen persoonlijke problemen heeft ervaren in Somalië. De staatssecretaris concludeert tot afwijzing van de asielaanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden van eiser, uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Is de psychische toestand van eiser voldoende meegewogen bij de afwijzende beslissing?
4. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de staatssecretaris de psychische toestand van eiser onvoldoende heeft meegewogen. De rechtbank stelt vast dat eiser meermalen is uitgenodigd voor een medisch onderzoek en niet is verschenen. Er zijn geen medische stukken aangeleverd ter onderbouwing van eisers stelling dat sprake is van psychische problematiek. In het nader gehoor heeft eiser aangegeven dat het mentaal moeilijk voor hem is maar geeft hij, desgevraagd, duidelijk aan in staat te zijn de vragen van de IND te beantwoorden. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat het gehoor had moeten worden stilgelegd noch dat de staatssecretaris onvoldoende oog heeft gehad voor de mentale conditie van eiser. Ook overigens is niet gebleken dat eiser zodanige psychische problemen heeft ondervonden dat hij zijn asielaanvraag niet adequaat kon toelichten.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer aannemelijk gemaakt?
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht, en deugdelijk gemotiveerd, heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM. Hierbij is van belang dat op de vreemdeling de verplichting rust om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken en de relevante elementen hiervoor zo spoedig mogelijk naar voren te brengen [1] .
5.1.
Eiser stelt te vrezen voor geweld bij terugkeer naar Somalië omdat dit ook aan de orde was toen hij daar nog woonde. Hij geeft aan dat het onveilig is in Somalië en onderbouwt dit door te verwijzen naar het Algemeen Ambtsbericht (AAB) over Somalië [2] waaruit blijkt dat de machtsverhoudingen fluïde zijn en de organisatie Al Shabaab delen van Somalië controleert. Ook vinden mensenrechtenschendingen plaats door Al Shabaab [3] . In de stad van herkomst vinden volgens eiser zelfmoordaanslagen plaats om te voorkomen dat lokale milities en regeringstroepen samenwerken. De grote aanvoerroutes naar de regio van herkomst worden verstoord door Al Shabaab.
5.2.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de door eiser aangehaalde algemene informatie niet onderbouwt in welke zin eiser zelf problemen zal ondervinden bij terugkeer. De staatssecretaris leidt uit de aangeleverde informatie niet af dat Somalië als geheel een onveilig land is en dat Al Shabaab niet de controle heeft over de stad Beledweyne, waar eiser vandaan komt. De stam van eiser, Hawiye, is geen etnische groep die gevaar loopt. Tevens stelt de staatssecretaris dat uit de landeninformatie niet blijkt dat de route tussen Mogadishu en de regio van herkomst wordt gecontroleerd door Al Shabaab en dat er ook binnenlandse vluchten mogelijk zijn.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser met de landeninformatie weliswaar heeft aangetoond dat de algehele veiligheidssituatie in Somalië fragiel is, maar dat daarmee geen sprake is van een situatie die voor eiser een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM onderbouwt. De enkele stelling van eiser dat hij te vrezen heeft omdat Somalië nog steeds onveilig is, is onvoldoende om dit risico aannemelijk te achten nu eiser zijn stelling niet nader naar zijn persoonlijke, actuele situatie heeft geconcretiseerd of onderbouwd. De staatssecretaris heeft terecht bij zijn oordeel betrokken dat eiser niet behoort tot een etnische groep die risico loopt op vervolging noch dat eiser anderszins aannemelijk heeft gemaakt persoonlijk gevaar te lopen vanwege zelfmoordaanslagen of mensenrechtenschendingen door Al Shabaab. Verder heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat hoewel Al Shabaab voor ontwrichting zorgt, niet is gebleken dat zij de regio en stad van herkomst van eiser controleert [4] , dat deze regio ook op andere wijze dan via de weg [5] bereikbaar is en dat eiser, bij het ontbreken van een netwerk, hulp kan krijgen bij terugkeer.
5.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Brouwer rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 31, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en onder andere uit ECLI:NL:RVS:2015:1476
2.December 2021, ministerie van buitenlandse zaken
3.USDOS – US Department of State: 2021 Country Report on Human Rights
4.Paragraaf C2/3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 in samenhang met Political Geography Now, Special Preview: Somalia Control Map - Full Report Forthcoming (Subscription), 23 januari 2023,
5.EASO, Country of origin information report Somalia: Key socio-economic indicators, september 2021