ECLI:NL:RBDHA:2023:8077
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag van een militair na intrekking van de Verklaring van Geen Bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een militair, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser had eervol ontslag gekregen van de staatssecretaris, omdat zijn Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) was ingetrokken door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat er nog een hoger beroepsprocedure liep tegen de intrekking van zijn VGB. Hij betoogde dat zijn lidmaatschap van de motorvereniging Veterans MC niet voldoende reden was voor de intrekking van de VGB en dat zijn goede staat van dienst binnen Defensie niet in aanmerking was genomen.
De rechtbank overwoog dat aan een militair eervol ontslag kan worden verleend indien hij uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven door de intrekking van de VGB. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om de uitkomst van de hoger beroepsprocedure af te wachten, omdat hoger beroep geen schorsende werking heeft. De rechtbank concludeerde dat aan alle voorwaarden voor het verlenen van eervol ontslag was voldaan en dat het ontslag geen onevenredige gevolgen voor de eiser had. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris de kosten van de procedure niet hoefde te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor militairen om tijdig juridische stappen te ondernemen, zoals het indienen van een verzoek tot voorlopige voorziening, indien zij het niet eens zijn met besluiten die hen raken. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en eerdere uitspraken in overweging genomen, maar oordeelde dat de situatie van de eiser niet vergelijkbaar was met eerdere uitspraken die hij aanhaalde.