ECLI:NL:RBDHA:2022:6475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van een militair uit zijn functie vanwege lidmaatschap van een motorclub gekwalificeerd als Outlaw Motorcycle Gang

In deze zaak oordeelt de rechtbank over de ontheffing van een militair uit zijn functie bij de Koninklijke Militaire Academie (KMA) door de Staatssecretaris van Defensie, vanwege zijn lidmaatschap van een motorclub die als Outlaw Motorcycle Gang (OMG) is gekwalificeerd. De rechtbank stelt vast dat de motorclub geen door de rechter verboden vereniging is en dat er onvoldoende bewijs is dat het lidmaatschap een negatieve invloed heeft op de normen en waarden van Defensie. De militair was al eerder bevorderd en had een verklaring van geen bezwaar ontvangen van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd waarom het lidmaatschap van de motorclub onverenigbaar is met de functie van de militair. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij de ontheffing wordt teruggedraaid. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de militair.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5433

uitspraak van de meervoudige militaire kamer van 6 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.P.K. Ruperti),
en

de Staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: majoor mr. C.M. Schothuis en mr. P.M. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser ontheven uit zijn functie.
Bij besluit van 6 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2022.
Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder eiser mocht ontheffen uit zijn functie [functienaam] bij de Koninklijke Militaire Academie (KMA) (hierna: de functie), omdat hij lid is van de [motorclub] (hierna: de motorclub), die als Outlaw Motorcycle Gang (OMG) is gekwalificeerd.
Wat zijn de regels?
2. In artikel 17, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (Amar) staat dat functietoewijzing en ontheffing uit een functie geschiedt door de minister.
Verder hanteert verweerder de nieuwe versie van de ‘Leidraad voor leidinggevenden – Defensie en motorclubs gaan niet altijd samen”. [1] Deze leidraad bevat het beleid van Defensie met betrekking tot OMG’s.
Wat ging aan de functieontheffing vooraf?
3. Eiser is begin 2019 aangewezen voor een uitzending naar Litouwen in september 2019. In mei 2019 is met eiser gesproken over zijn lidmaatschap van de motorclub. Op 12 augustus 2019 is eiser de functie toegewezen. Hiervoor is eiser bevorderd tot [rang] . Op 4 oktober 2019 is weer met eiser gesproken over zijn lidmaatschap. Eiser wilde geen afstand doen van het lidmaatschap. Ook is gesproken over het lopende onderzoek naar eisers Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Eisers aanwijzing voor de uitzending naar Litouwen is ingetrokken, omdat op dat moment het voornemen bestond eisers VGB in te trekken. Vervolgens is eiser geïnformeerd dat zijn VGB toch niet wordt ingetrokken.
Wat vindt verweerder?
4. Het standpunt van verweerder is dat eiser niet van onbesproken gedrag is en niet voldoet aan vereisten van integriteit en veiligheidsbewustzijn voor een functie binnen de KMA omdat eiser een voorbeeldfunctie voor de cadetten heeft. De functie van eiser is onverenigbaar met het lidmaatschap van de motorclub. Dit wordt niet anders omdat de VGB van eiser niet is ingetrokken en het feit dat eiser zijn bestuursfunctie bij de motorclub heeft opgegeven. Uit de brief van 13 juni 2018 van de Minister van Justitie en Veiligheid (J&V) aan de Tweede Kamer volgt dat de motorclub waarvan eiser lid is, een OMG is. In deze brief wordt, na herbeoordeling, geconcludeerd dat het beleid omtrent OMG’s de motorclub waarvan eiser lid is niet onevenredig treft. Ook uit de voortgangsrapportage OMG’s 2019 van de Minister van J&V blijkt dat de motorclub nog altijd wordt aangemerkt als een OMG. Zo lang de Minister van J&V, die het OMG-beleid bepaalt, de motorclub als OMG aanmerkt, is dit voor verweerder een gegeven. Het is niet aan verweerder met concrete en actuele feiten te onderbouwen dat de motorclub nog altijd voldoet aan de definitie van OMG of dat de leden crimineel of ondermijnend gedrag vertonen. De ontheffing is niet onevenredig omdat is besloten eiser toch niet uit te zenden. Deze besluiten staan los van elkaar en bovendien weegt het belang van de KMA, die hoge eisen stelt aan integriteit en veiligheidsbewustzijn van een militair, zwaarder.
Wat vindt eiser?
5. Eiser vindt zijn lidmaatschap niet onverenigbaar met zijn functie. Uit zijn uitstekende staat van dienst blijkt dat hij juist een goed voorbeeld is voor de cadetten.
Verweerder vindt zelf dat het lidmaatschap van een – niet verboden – OMG op zichzelf niet zonder meer onverenigbaar is voor een militair. Onvoldoende is onderbouwd waarom zijn functie toch onverenigbaar wordt geacht met zijn lidmaatschap. De enkele wens van eiser om zijn lidmaatschap te behouden staat zijn voorbeeldfunctie niet in de weg en betekent niet dat hij zich welbewust in een omgeving begeeft waar mogelijk personen zich schuldig maken aan criminele activiteiten.
Verweerder onderbouwt niet dat eiser of andere leden van de motorclub crimineel of ondermijnend gedrag vertonen. Eiser ontkent dit ten stelligste. Eiser betwist de conclusie van Minister van J&V dat zijn beleid over OMG’s de motorclub van eiser niet onevenredig treft, en dat zijn motorclub een OMG is. Er is onvoldoende feitelijk onderzoek gedaan naar het aantal veroordelingen van en (strafrechtelijke) verdenkingen jegens leden van de motorclub.
Ook vindt eiser dat het besluit niet evenredig is omdat hij al een uitzending heeft gemist.
Op een vraag van de rechtbank antwoordde eiser - samengevat - dat voor hem het lidmaatschap grote betekenis heeft door de quasi-militaire wijze waarop motorclub-leden zich tot elkaar verhouden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1.
Na zijn ontheffing heeft verweerder eiser een andere functie toegewezen. Toch heeft eiser bij zijn beroep procesbelang omdat het bestreden besluit hem in de toekomst kan belemmeren bij het toewijzen van een [functienaam] binnen de KMA of mogelijk vergelijkbare functies elders binnen Defensie.
6.2.
Verweerder heeft een ruime discretionaire bevoegdheid om een militair uit zijn functie te ontheffen, maar heeft in het bestreden besluit niet draagkrachtig gemotiveerd waarom eiser uit zijn functie werd ontheven. Niet in geschil is dat eiser al vele jaren lid is van de motorclub en dat hij zijn werkzaamheden bij Defensie, waaronder die van instructeur bij de [school] , al vele jaren naar volle tevredenheid heeft uitgeoefend. Na een selectieprocedure is hij geschikt bevonden voor de functie en op grond daarvan bovendien bevorderd in de naast hogere rang. Verder is de motorclub geen door de rechter verboden organisatie. In zijn vorige functie is met eiser gesproken over zijn lidmaatschap van de motorclub, zijn in relatie tot zijn functioneren specifieke afspraken gemaakt en hebben zich geen problemen voorgedaan. Verweerder was bij de toewijzing van de nieuwe functie op de hoogte van eisers lidmaatschap van de motorclub of had dat kunnen zijn.
In aanmerking genomen dat het functioneren van eiser onberispelijk was, mocht verweerder zich voor zijn morele oordeel dat voor eiser binnen de KMA geen plaats was, zich niet alleen beroepen op de leidraad en de brief van de Minister van J&V van 13 juni 2018. Over concrete gedragingen van de motorclub en zijn leden, waaronder eiser, heeft verweerder niets vastgesteld.
Het enkele lidmaatschap van een motorclub die als OMG is gekwalificeerd, maar geen door de rechter verboden vereniging is, is van onvoldoende gewicht voor twijfel aan de integriteit en het veiligheidsbewustzijn van eiser voor het vervullen van de functie en als reden om hem te ontheffen uit die functie. Verweerder heeft niet met feiten onderbouwd dat eisers lidmaatschap alleen in zijn concrete geval een negatieve invloed kan hebben op het uitdragen van de normen en waarden van Defensie op de jonge cadetten of dat voldoende aannemelijk is dat daarvoor risico bestaat. Niet weersproken is dat eiser niet over zijn lidmaatschap met de cadetten spreekt, of door doen of nalaten dat op een of andere wijze uitdraagt. Ook zijn er geen concrete aanwijzingen dat risico bestaat dat eiser de belangen van de motorclub laat prevaleren boven de belangen van Defensie. Daarbij komt dat aan eiser een VGB is afgegeven, en daarmee is vastgesteld dat eiser voldoet aan eerlijkheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, integriteit en veiligheidsbewustzijn, zoals genoemd in artikel 5 van de Beleidsregel Veiligheidsonderzoeken 2021. [2]
6.3.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
Nu verweerder ter zitting heeft laten blijken geen andere argumenten te hebben dan die in het bestreden besluit en het verweer zijn genoemd ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen.
6.4.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6.5.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.059,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 541,-,1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank :
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.059,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, mr. J.J.P. Bosman, lid, en brigadegeneraal b.d. mr. J.S. van Duurling, militair lid, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Nota van 9 juli 2019, hierna: de leidraad
2.Staatscourant 2020, 59664.