In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, op 3 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag van 24 juni 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld na het verstrijken van de beslistermijn van 90 dagen, die door de staatssecretaris met drie maanden was verlengd. De rechtbank constateert dat er geen besluit is genomen en verklaart het beroep gegrond.
De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag. Tevens wordt er een dwangsom van €100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een bestuurlijke dwangsom van €1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken zonder besluit. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op €418,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van €184,- moet door de staatssecretaris worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.