ECLI:NL:RBDHA:2023:7998
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdige beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 6 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, en heeft op 25 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft op 8 november 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag op 6 april 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 5 oktober 2022 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de nieuwe beslistermijn op 6 juli 2023 verstrijkt.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 7 oktober 2022 prematuur is ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.