Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
[naam],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Jemenitische nationaliteit, op 4 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, en heeft op 21 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De Staatssecretaris heeft op 2 november 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de Staatssecretaris eindigde op 3 oktober 2022, maar deze termijn is met negen maanden verlengd door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is, en concludeert dat de beslistermijn in dit geval op 4 juli 2023 verstrijkt.
Aangezien de ingebrekestelling van 6 oktober 2022 prematuur is ingediend, voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.