ECLI:NL:RBDHA:2023:7991

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL22.25532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd aan Servische eiser met zakelijke belangen in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inreisverbod dat aan een Servische eiser was opgelegd. De eiser, die in Nederland een bedrijf had opgezet, was op 16 november 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Dit besluit volgde op een eerdere afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning en een terugkeerbesluit. De eiser had tegen het inreisverbod beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn zakelijke belangen niet in de besluitvorming waren betrokken en dat er een motiveringsgebrek was ten aanzien van de duur van het inreisverbod.

De rechtbank heeft de zaak op 3 mei 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris op goede gronden en voldoende gemotiveerd het inreisverbod had opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had voldaan aan de terugkeerverplichting en dat zijn zakelijke belangen waren ontstaan tijdens zijn onrechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank concludeerde dat er geen redenen waren om van het inreisverbod af te zien en dat de eiser de mogelijkheid had om het inreisverbod op te heffen indien hij een verblijfsvergunning zou verkrijgen.

De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 mei 2023 en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de eiser heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25532
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Loth),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A. Heerebeek).

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Servische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1988. Op 7 februari 2018 is eiser Nederland ingereisd. Op 4 juli 2018 heeft eiser een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend. Bij besluit van 19 februari 2019 heeft verweerder die aanvraag afgewezen. Verweerder heeft eiser een vertrektermijn van vier weken opgelegd. Eiser heeft beroep en hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd besluit. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.1 De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard.2
2. Op 16 november 2022 heeft verweerder eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd omdat eiser niet uit eigen beweging binnen de gestelde termijn van vier weken Nederland en het grondgebied van de Europese Unie, Europese Economische Ruimte
1. Uitspraak van 17 juli 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:2618 (niet gepubliceerd).
2 Uitspraak van 5 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2652.
en Zwitserland heeft verlaten. Eiser heeft verklaard dat hij een eigen bedrijf heeft maar dat is voor verweerder geen reden om af te zien van het inreisverbod, omdat deze zakelijke belangen tot stand zijn gekomen dan wel hebben voortgeduurd tijdens onrechtmatig verblijf van eiser in Nederland. Verder overweegt verweerder dat eiser middels moderne communicatiemiddelen zijn zakelijke belangen kan (laten) behartigen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
3. Op 2 december 2022 is eiser uitgezet naar Servië.
4. Eiser komt in beroep op tegen het inreisverbod. Eiser voert aan dat verweerder geen rekening heeft gehouden met zijn zakelijke belangen in Nederland. Eiser heeft een zeer innovatief bedrijf opgezet in Nederland samen met zijn broer dat een aantoonbaar en wezenlijke bijdrage levert aan de Nederlandse economie. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat sprake is van een motiveringsgebrek ten aanzien van de duur van het opgelegde inreisverbod.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden en voldoende gemotiveerd aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaren heeft opgelegd. Bij besluit van 19 februari 2019 is tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd en eiser heeft niet aan die terugkeerverplichting voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van redenen op grond waarvan verweerder in dit geval had moeten afzien van het opleggen van het inreisverbod voor de duur van twee jaar. Daargelaten dat eiser op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat zijn bedrijf een wezenlijke bijdrage levert aan de Nederlandse economie, heeft verweerder in zijn beoordeling betrokken dat eiser een bedrijf heeft in Nederland. Verweerder heeft terecht en voldoende gemotiveerd gesteld dat de zakelijke belangen van eiser zijn ontstaan dan wel opgebouwd ten tijde dat hij geen rechtmatig verblijf had in Nederland. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat eiser kan verzoeken om opheffing van het inreisverbod indien hij in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.