ECLI:NL:RBDHA:2023:7991
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd aan Servische eiser met zakelijke belangen in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inreisverbod dat aan een Servische eiser was opgelegd. De eiser, die in Nederland een bedrijf had opgezet, was op 16 november 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Dit besluit volgde op een eerdere afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning en een terugkeerbesluit. De eiser had tegen het inreisverbod beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn zakelijke belangen niet in de besluitvorming waren betrokken en dat er een motiveringsgebrek was ten aanzien van de duur van het inreisverbod.
De rechtbank heeft de zaak op 3 mei 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris op goede gronden en voldoende gemotiveerd het inreisverbod had opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had voldaan aan de terugkeerverplichting en dat zijn zakelijke belangen waren ontstaan tijdens zijn onrechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank concludeerde dat er geen redenen waren om van het inreisverbod af te zien en dat de eiser de mogelijkheid had om het inreisverbod op te heffen indien hij een verblijfsvergunning zou verkrijgen.
De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 mei 2023 en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de eiser heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak.