ECLI:NL:RBDHA:2023:7937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
C/09/646634 / KG ZA 23/339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gunningsbeslissing in een aanbestedingsprocedure voor forensische zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Nouzorg B.V. en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid). Eiseres, Nouzorg, is een zorgaanbieder die zich richt op forensische zorg en heeft deelgenomen aan een Europese aanbestedingsprocedure voor de levering van forensische zorg. Na een beoordeling van haar inschrijving heeft DJI (de Dienst Justitiële Inrichtingen) aan Nouzorg meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor gunning van de opdracht, omdat zij onvoldoende had gescoord op het kwalitatieve criterium KC1. Nouzorg heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een kort geding aangespannen, waarin zij vorderingen heeft ingesteld om alsnog toegelaten te worden tot de fase van verificatie en contractering van de aanbesteding.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat Nouzorg ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat de kortgedingprocedure tijdig aanhangig is gemaakt. Vervolgens heeft de rechtbank de beoordeling van de inschrijving van Nouzorg door DJI onder de loep genomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen evidente fouten of onjuistheden zijn aangetoond in de beoordeling van de inschrijving van Nouzorg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aan Nouzorg toegekende score 'onvoldoende' voor het kwalitatieve criterium KC1 in stand blijft, waardoor Nouzorg terecht van verdere deelname aan de aanbestedingsprocedure is uitgesloten. De vorderingen van Nouzorg zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/646634 / KG ZA 23/339
Vonnis in kort geding van 31 mei 2023
in de zaak van
Nouzorg B.V.te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. F.M. Schmitz te Arnhem,
tegen:
de Staat der Nederlanden(Ministerie van Justitie en Veiligheid) te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Vijverberg te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Nouzorg’ en ‘DJI’ (als het betreffende onderdeel van de Staat).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 mei 2023, met producties 1 tot en met 10;
- de door Nouzorg overgelegde producties 11 tot en met 15;
- de door DJI overgelegde conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 17 mei 2023. De advocaten van beide partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd. Vervolgens is de datum voor het wijzen van vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Nouzorg is een kleinschalige zorgaanbieder die zich onder meer bezig houdt met het verlenen van forensische zorg in de vorm van het aanbieden van een beschermde woonsetting.
2.2.
DJI, meer in het bijzonder ForZo/JJI, heeft een Europese aanbestedingsprocedure volgens de (vereenvoudigde) procedure voor sociale en andere specifieke diensten uitgeschreven voor ‘Overige Forensische Zorg inclusief Tbs-zorg Beveiligingsniveau 3’, hierna ‘de opdracht’. De opdracht bestaat uit acht percelen, gericht op verschillende hoofdzorgsoorten en het doel van de aanbesteding is om per perceel een raamovereenkomst met meerdere zorgaanbieders te sluiten. Daarbij zijn de percelen 1 tot en met 3 en 6 gericht op grote zorgaanbieders, die landelijk werken en een groot deel van de zorgsegmenten bedienen (strategische zorgaanbieders) en de overige percelen op zorgaanbieders die regionaal georiënteerd zijn en/of een specifieke doelgroep bedienen. De opdracht is nader omschreven in de Selectieleidraad, de Inschrijvingsleidraad en het Programma van Eisen. Verder heeft DJI in twee Nota’s van Inlichten antwoord gegeven op vragen van potentiële inschrijvers.
2.3.
Nouzorg heeft tijdig ingeschreven voor perceel 7 hoofdzorgsoort ‘Regionale Verblijfszorg forensische cliënten’. DJI heeft geconstateerd dat de inschrijving van Nouzorg voldeed aan de in de Selectieleidraad geformuleerde eisen en heeft Nouzorg voorlopig geselecteerd voor deelname aan de Dialoog- en Inschrijvingsfase van de aanbesteding. DJI heeft deze beslissing bij brief van 2 augustus 2022 aan Nouzorg meegedeeld.
2.4.
DJI heeft vervolgens getoetst of de geselecteerde inschrijvingen voldeden aan de in de Inschrijvingsleidraad gestelde eisen, waaronder de drie kwalitatieve criteria (KC1, KC2 en KC3). In paragraaf 3.3.1 van de Inschrijvingsleidraad is vermeld dat de opzet van de kwalitatieve criteria is gebaseerd op de RADAR methodiek, uitgewerkt in twee stappen, namelijk 1.) inschrijvers lichten toe welke resultaten zij leveren die bijdragen aan de doelstellingen van ForZo/JJI en 2.) inschrijvers lichten hun werkwijze of oplossing toe (de uitvoering) en leveren bewijs dat zij daadwerkelijk in staat zijn deze resultaten te leveren (bewijs).
2.5.
In paragraaf 3.3.2 van de Inschrijvingsleidraad is met betrekking tot het kwalitatieve criterium KCI (Kwalitatief goede zorg gericht op de veiligheid van de samenleving) vermeld dat daarbij de focus ligt op het terugdringen van het recidiverisico en grip krijgen op risicofactoren. Daarbij is opgemerkt dat kwaliteit en continuïteit van personeel van essentieel belang zijn. Verder is in paragraaf 3.3.2 het volgende opgenomen:
2.6.
In paragraaf 3.5 van de Inschrijvingsleidraad is het onderstaande beoordelingskader voor de kwalitatieve criteria opgenomen:
2.7.
Verder is in paragraaf 3.4 van de Inschrijvingsleidraad beschreven dat de inschrijving ongeldig is en wordt uitgesloten van de aanbestedingsprocedure als de inschrijver niet minimaal de score ‘voldoende’ voor ieder van de kwalitatieve criteria behaalt.
2.8.
In de eerste Nota van Inlichtingen (van 4 oktober 2022) heeft DJI als antwoord op
vraag 373vermeld dat de onderbouwing beter wordt beoordeeld naarmate specifieker is uitgewerkt hoe de verschillende onderdelen van de werkwijze bijdragen aan het beoogde effect en aangedragen voorbeelden, metingen of onderzoeksresultaten onafhankelijk zijn en verifieerbaar zijn voor het beoordelingsteam. Als antwoord op
vraag 374heeft DJI toegelicht dat duidelijk en concreet inzicht wordt gegeven als de beoordelingsaspecten die onder ieder kwalitatief criterium zijn genoemd, naar het oordeel van het beoordelingsteam voldoende concreet en duidelijk zijn uitgewerkt. Ten slotte heeft DJI als antwoord op
vraag 598opgenomen dat er sprake is van een vergelijking tussen soortgelijke aanbieders in hetzelfde perceel en dat een inschrijver voor contractering in aanmerking komt als minimaal een voldoende wordt behaald voor alle kwalitatieve criteria en er wordt voldaan aan alle vormvereisten en toetsingscriteria.
2.9.
In een brief van 18 april 2023 heeft DJI aan Nouzorg meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor gunning van de opdracht, samengevat omdat zij ‘onvoldoende’ heeft gescoord voor KC1. Met betrekking tot de kwalitatieve criteria KC2 en KC3 heeft Nouzorg ‘voldoende’ gescoord. In de brief is de beoordeling van de door Nouzorg gegeven uitwerking gemotiveerd, waarbij voor ieder van de in paragraaf 3.3.2 van de Inschrijvingsleidraad genoemde onderdelen a tot en met c van KC1 is toegelicht welke positieve punten het beoordelingsteam heeft geconstateerd en welke aandachtspunten minder goed zijn beoordeeld. Verder heeft DJI in de brief meegedeeld waarom de inschrijvers aan wie de opdracht voorlopig wordt gegund wel ‘voldoende’ hebben gescoord met betrekking tot KC1. Ten slotte is in de brief opgenomen:
“Indien u zich niet kunt verenigen met de gunningsbeslissing, kunt u bezwaar maken tegen deze beslissing door binnen 15 kalenderdagen na de dag van verzending van de mededeling van de gunningsbeslissing een kort geding aanhangig te maken bij de Rechtbank Den Haag. Deze termijn is een vervaltermijn.
In het belang van een snelle en goede voortgang wordt u in dat geval dringend verzocht ons hiervan per omgaande op de hoogte te stellen door het toezenden van een kopie van de dagvaarding én van een elektronische kopie van de berichtenmodule in CTM.”
2.10.
Bij brief van 8 mei 2023 heeft DJI aan Nouzorg meegedeeld dat DJI op basis van een uitgevoerde materiële controle heeft geconstateerd dat Nouzorg onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat de in 2021 gedeclareerde zorg in totaliteit ook geleverd is of kon worden. DJI heeft daarbij aan Nouzorg laten weten dat volgens DJI sprake is van onrechtmatig gedeclareerde zorg ten bedrage van € 203.841,-- en dat dit bedrag verrekend zal worden.

3.Het geschil

3.1.
Nouzorg vordert – zakelijk weergegeven –
primairDJI te veroordelen tot het toelaten van Nouzorg tot de fase van verificatie en contractering van de aanbesteding, althans DJI te verbieden Nouzorg van verdere deelname uit te sluiten, op straffe van een dwangsom,
subsidiairte oordelen dat de door Nouzorg bij de inschrijving gegeven onderbouwing van KC1 minimaal als voldoende dient te worden aangemerkt en dat Nouzorg op een deugdelijke wijze kan meedingen naar de opdracht en
meer subsidiaireen in goede justitie te bepalen voorziening te treffen, een en ander met veroordeling van DJI in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt Nouzorg – samengevat – het volgende. Nouzorg is het niet eens met de aan haar toegekende totaalscore met betrekking tot KC1. Voor element iii) van onderdeel a en voor de elementen i) en ii) van onderdeel c van KC1 heeft het beoordelingsteam ten onrechte geen enkel positief punt aan Nouzorg toegekend en ook met betrekking tot de overige elementen van KC1 is Nouzorg van mening dat zij in ieder geval een voldoende onderbouwing heeft gegeven. In de dagvaarding heeft Nouzorg haar visie met betrekking tot alle tot KC1 behorende onderdelen en elementen nader toegelicht. Nouzorg is van mening dat de onjuiste beoordeling van KC1 moet worden rechtgezet en dat haar alsnog de hogere score ‘voldoende’ moet worden toegekend, waarmee Nouzorg voor gunning van de opdracht in aanmerking komt. Verder heeft Nouzorg gesteld dat onduidelijk is of het beoordelingsteam een intern puntentellingsysteem heeft gehanteerd, waardoor de gegeven beoordeling niet objectief kan worden getoetst. Dit is volgens Nouzorg in strijd met het transparantiebeginsel. Ten slotte heeft Nouzorg betoogd dat in de onderhavige aanbestedingsprocedure in strijd met het gelijkheidsbeginsel onderscheid wordt gemaakt tussen strategische en niet-strategische inschrijvers, in die zin dat strategische inschrijvers bepaalde voordelen genieten. Hierdoor worden kleinere zorgaanbieders zoals Nouzorg benadeeld.
3.3.
DJI concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Nouzorg, althans tot afwijzing van de vorderingen van Nouzorg. Het verweer van DJI zal hierna, voor zover nodig, worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid
4.1.
DJI heeft zich primair op het standpunt gesteld dat Nouzorg niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Volgens DJI is de dagvaarding in deze kortgedingprocedure betekend op 9 mei 2023 en dus buiten de in de aanbestedingsstukken vermelde vervaltermijn, die op 3 mei 2023 is geëindigd. De mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de afwijzingsbeslissing is daarmee op 3 mei 2023 vervallen, aldus DJI.
4.2.
In de brief van 18 april 2023 is vermeld dat bezwaar kan worden gemaakt tegen de voorlopige gunningsbeslissing door binnen vijftien kalenderdagen na de verzending van de gunningsbeslissing een kort geding (letterlijk staat er:)
aanhangigte maken. In artikel 125 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat het geding in een dagvaardingsprocedure aanhangig is vanaf de dag van dagvaarding. Zoals Nouzorg terecht heeft betoogd heeft de Hoge Raad in zijn uitspraak van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087) geoordeeld dat dit in kortgedingprocedures anders is, omdat (samengevat) de eiser bij een kort geding voordat hij zijn kortgedingdagvaarding kan laten betekenen een datum voor de behandeling van dat kort geding moet vragen, door een aanvraagformulier en een conceptdagvaarding aan de voorzieningenrechter te sturen. Vervolgens moet de eiser de verkregen datum voor het kort geding binnen twee dagen aan de gedaagde meedelen en de gedaagde de conceptdagvaarding toesturen. Dit betekent dat over het algemeen dus al voordat de dagvaarding aan de gedaagde wordt betekend aan de gedaagde is medegedeeld dat, wanneer en waarover een kort geding zal plaatsvinden. Daarom, zo overweegt de Hoge Raad, is het kort geding ‘aanhangig’ zodra de bedoelde mededeling is gedaan, dan wel de dagvaarding is uitgebracht.
4.3.
Uit de door Nouzorg overgelegde correspondentie blijkt dat de advocaat van Nouzorg op 1 mei 2023 de conceptdagvaarding aan DJI heeft toegestuurd, met daarbij het bericht van het bureau voorzieningenrechter waarin de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling van het kort geding zijn vermeld. Verder is gebleken dat Nouzorg de conceptdagvaarding en het bericht van de dagbepaling op 1 mei 2023 aan DJI heeft toegezonden via de digitale berichtenmodule CTM. Vervolgens heeft de advocaat van DJI op 2 mei 2023 een bericht gestuurd aan het bureau voorzieningenrechter met de mededeling dat aan DJI niet is verzocht om verhinderdata door te geven, maar dat desondanks zal worden nagegaan of alle betrokken personen bij de mondelinge behandeling aanwezig kunnen zijn.
4.4.
Het voorgaande betekent dat Nouzorg heeft aangetoond dat zij de datum van de mondelinge behandeling van het kort geding en de conceptdagvaarding vóór 3 mei 2023 aan DJI heeft toegezonden, terwijl uit het bericht van de advocaat van DJI blijkt dat DJI ook daadwerkelijk voor 3 mei 2023 van deze datum en de inhoud van de conceptdagvaarding op de hoogte was. In lijn met de overwegingen van de Hoge Raad in het in 4.2. genoemde arrest, heeft Nouzorg de onderhavige kortgedingprocedure daarmee tijdig aanhangig gemaakt. De door DJI genoemde hypothetische mogelijkheid dat de conceptdagvaarding na de vervaltermijn kan worden aangevuld of gewijzigd en dat dat in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel, leidt in dit geval niet tot een ander oordeel. De advocaat van Nouzorg heeft uitdrukkelijk gesteld dat de betekende dagvaarding niet afwijkt van de conceptdagvaarding, en dat heeft DJI niet weersproken. Buiten beschouwing kan daarom blijven wat van een andere handelwijze het gevolg kan zijn. Nouzorg is ontvankelijk in haar vorderingen.
De beoordeling van de inschrijving van Nouzorg
4.5.
Het beoordelingskader en de werkwijze van het beoordelingsteam zijn beschreven in paragraaf 3.3 tot en met 3.5 van de Inschrijvingsleidraad. Samengevat volgt hieruit dat de inschrijvers moeten toelichten welke resultaten zij leveren die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van ForZo/JJI en door middel van welke (met bewijs onderbouwde) werkwijze/oplossingen zij dit doen (paragraaf 3.3.1). Verder blijkt uit paragraaf 3.5 dat het beoordelingsteam kijkt naar het ‘totaalbeeld’ van de aangeboden werkwijze en de geleverde onderbouwing, waarbij wordt beoordeeld in hoeverre de inschrijver duidelijk en concreet inzicht geeft in zijn aangeboden werkwijze op alle gevraagde onderdelen en in hoeverre de inschrijver alle gevraagde aspecten volledig beschrijft. Daarbij geldt dat de inschrijving beter wordt beoordeeld naarmate de inschrijver duidelijker en concreter inzicht geeft in de aangeboden werkwijze en een volledigere beschrijving geeft van de gevraagde aspecten. In paragraaf 3.5 is verder vermeld dat het beoordelingsteam door middel van de beoordeling van alle aspecten komt tot één integrale score per kwalitatief criterium. In de eerste Nota van Inlichtingen is hierop in de antwoorden op de vragen 373 en 374 een toelichting gegeven (zie hiervoor in 2.8.). Op grond van paragraaf 3.4 van de Inschrijvingsleidraad komt een inschrijver uitsluitend voor contractering in aanmerking als minimaal een voldoende wordt behaald voor alle kwalitatieve criteria.
4.6.
Nouzorg heeft gesteld dat zij met betrekking tot KC1 ten onrechte ‘onvoldoende’ heeft gescoord. DJI heeft hiertegen aangevoerd dat het beoordelingsteam op goede gronden tot het oordeel heeft kunnen komen dat de door Nouzorg gegeven uitwerking niet concreet, duidelijk en aannemelijk genoeg was en dat dit oordeel in de brief van 18 april 2023 (zie hiervoor in 2.10.) voldoende is gemotiveerd.
4.7.
KC1 bestaat uit 3 onderdelen (a, b en c) met in totaal 11 elementen. Het in paragraaf 3.5 van de Inschrijvingsleidraad beschreven beoordelingskader betekent dat het totaalbeeld voor KC1 tot de score ‘onvoldoende’ moet leiden wanneer een groot deel van de elementen naar het oordeel van het beoordelingsteam onvoldoende concreet, duidelijk en volledig is uitgewerkt. Uit de brief van 18 april 2023 blijkt dat met name de uitwerking van de elementen ii) en iii) van onderdeel a, de uitwerking van de elementen ii) tot en met v) van onderdeel b en het niet aansluiten op de vraagstelling van beide elementen van onderdeel c voor Nouzorg tot de score ‘onvoldoende’ hebben geleid. In het navolgende zal worden beoordeeld of de door Nouzorg gegeven visie met betrekking tot de toegekende score voor die elementen ertoe zou moeten leiden dat aan haar (alsnog) de totaalscore ‘voldoende’ voor KC1 wordt toegekend.
4.8.
De voorzieningenrechter neemt daarbij tot uitgangspunt dat er alleen ruimte kan zijn voor het oordeel dat de gunningsbeslissing niet in stand kan blijven en daarmee voor ingrijpen door de voorzieningenrechter als sprake is van evidente fouten of onjuistheden in de beoordeling van de inschrijving. Aan de voorzieningenrechter komt een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwalitatieve criteria. Aan het aangewezen beoordelingsteam, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet de nodige beoordelingsruimte worden gegund, waarbij bedacht moet worden dat de rechter geen specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Daarbij geldt dat de enkele omstandigheid dat Nouzorg het met de aan haar toegekende score niet eens is, op zichzelf niet voldoende is ter rechtvaardiging van de conclusie dat sprake is van evidente fouten of onjuistheden in de beoordeling en dat het op de weg van Nouzorg ligt om (aanvullende) feiten en omstandigheden naar voren te brengen waaruit die fouten of onjuistheden aannemelijk worden.
KC1 onderdeel a
4.9.
Met betrekking tot onderdeel a van KC1 heeft Nouzorg gesteld dat zij in haar uitwerking duidelijk heeft beschreven welke stappen en instrumenten worden gebruikt om risico’s te identificeren, te beoordelen en te beheren en dat zij maatregelen heeft beschreven om de risico’s van gevaarzetting te beheersen. Volgens Nouzorg heeft zij met de combinatie van de uitwerking van de elementen i) en ii) een gedetailleerde aanpak van risicomanagement gegeven en haar uitwerking had daarom met ‘voldoende’ moeten worden beoordeeld, aldus Nouzorg. Verder heeft Nouzorg gesteld dat zij ten onrechte geen positieve punten heeft ontvangen met betrekking tot element iii) van onderdeel a. Volgens Nouzorg kan haar niet worden aangerekend dat zij, gelet op de eis dat de uitwerking maximaal 7 A4-tjes mag omvatten, bij dit element niet alle begrippen en activiteiten heeft genoemd die zij al heeft uitgewerkt bij de elementen i) en ii) en heeft zij haar uitwerking met het gegeven voorbeeld voldoende concreet onderbouwd. Uit de gunningsbeslissing van 18 april 2023 blijkt dat het beoordelingsteam met betrekking tot element ii) heeft geoordeeld dat Nouzorg beperkt concreet heeft beschreven op welke wijze zij de opgesomde begrippen en activiteiten vertaalt naar risicomanagement en dat verdieping en uitleg ontbreken. Verder heeft het beoordelingsteam gemotiveerd waarom het door Nouzorg gegeven voorbeeld onvoldoende duidelijk en concreet is (element iii). De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beoordelingsteam hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom Nouzorg niet voor een hogere score in aanmerking kwam en dat Nouzorg hiertegenover onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door het beoordelingsteam gegeven beoordeling evident onjuist is.
KC1 onderdeel b
4.10.
Uit de door het beoordelingsteam in de brief van 18 april 2023 gegeven motivering met betrekking tot de elementen i) en vi) van onderdeel b blijkt dat Nouzorg voor deze elementen wel punten heeft gekregen, maar dat het beoordelingsteam vindt dat Nouzorg een vollediger beeld had kunnen geven. Nouzorg heeft dit op zichzelf niet betwist en zij heeft ten aanzien van deze elementen geen argumenten naar voren gebracht die de conclusie rechtvaardigen dat aan Nouzorg een hogere score had moeten worden toegekend en dat het oordeel van het beoordelingsteam evident onjuist is. Aan de stellingen van Nouzorg met betrekking tot deze elementen wordt daarom voorbijgegaan.
4.11.
Met betrekking tot de elementen ii) tot en met v) van onderdeel b heeft het beoordelingsteam in de brief van 18 april 2023 telkens toegelicht dat en waarom Nouzorg het betreffende element in haar uitwerking summier of onvoldoende concreet heeft beschreven en/of waarom dit element onvoldoende duidelijk is uitgewerkt. Daarbij heeft het beoordelingsteam verschillende voorbeelden gegeven. Hiertegenover heeft Nouzorg het beoordelingsteam weliswaar het verwijt gemaakt dat niet op alle door Nouzorg beschreven aspecten is ingegaan, maar tegelijk heeft zij in de dagvaarding erkend dat zij specifieker had kunnen zijn of meer aandacht had kunnen besteden aan haar uitwerking (element ii)) en dat het beoordelingsteam deels in haar motivering kan worden gevolgd (element iii)). Bij die stand van zaken heeft Nouzorg niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling met betrekking tot de elementen ii) en iii) evident onjuist is.
4.12.
In het kader van element iv) heeft Nouzorg betoogd dat het beoordelingsteam de onderbouwing die Nouzorg heeft gegeven met betrekking tot KC1 onderdeel b ten onrechte niet bij de beoordeling heeft betrokken. Daarmee miskent zij echter dat van de beoordelaars niet verwacht kan worden dat zij bij de beoordeling van een element in de totale inschrijving op zoek gaan naar alle informatie die mogelijk (ook) betrekking heeft op dat element. Het is aan Nouzorg als inschrijver om het beoordelingsteam er bij ieder element van te overtuigen dat de ingediende uitwerking voldoende concreet, duidelijk en volledig is. In dat licht bezien heeft Nouzorg niet aannemelijk gemaakt dat het beoordelingsteam ten aanzien van element iv) een evidente fout in de beoordeling heeft gemaakt. Dat, zoals Nouzorg heeft gesteld, de door het beoordelingsteam gegeven feedback haar niet helemaal duidelijk is, maakt dit niet anders.
4.13.
Ten slotte heeft Nouzorg met betrekking tot element v) naar voren gebracht dat het oordeel van het beoordelingsteam niet volledig gerechtvaardigd lijkt, omdat de door Nouzorg gegeven onderbouwing concreet genoeg is. De beoordeling of dit zo is behoort echter tot de beoordelingsvrijheid van het beoordelingsteam. Nouzorg heeft met haar betoog in ieder geval niet aannemelijk gemaakt dat het oordeel van het beoordelingsteam evident onjuist is.
KC1 onderdeel c
4.14.
Volgens Nouzorg was ten aanzien van de elementen i) en ii) van onderdeel c van KC1 geen sprake van eenduidig, op niet voor misverstand vatbare wijze, geformuleerde toetsingscriteria en heeft zij de vraagstelling met betrekking tot deze elementen daarom anders geïnterpreteerd. Dit betekent echter niet dat haar onderbouwing zinledig is en in het geheel geen positieve punten zou moeten opleveren, aldus Nouzorg. Nouzorg heeft in dit verband gesteld dat zij het mijlpalenplan heeft geïnterpreteerd als het geven van een planning om te voldoen aan het Programma van Eisen, omdat dit een voorwaarde is voor de implementatie van een meerjarenplan, maar dat geen uitgewerkt meerjarenplan hoefde te worden overgelegd omdat dit pas op 31 mei 2023 klaar moest zijn. Verder heeft Nouzorg gesteld dat DJI met betrekking tot de risicomatrix kenbaar heeft gemaakt dat het aantal daarin op te nemen risico’s niet is voorgeschreven en dat het aan de inschrijver is om te bepalen hoeveel risico’s er in de matrix worden opgenomen.
4.15.
DJI heeft onbetwist naar voren gebracht dat in de eerste Nota van Inlichtingen is opgenomen dat bij de inschrijving geen uitgewerkt meerjarenplan KKFZ wordt verwacht en dat voor de mijlpalenplanning een planning op hoofdlijnen tot 31 mei 2023 volstaat (vraag 412), waarbij een SMART omschrijving wordt verwacht van de te verwachten stappen tot implementatie tot aan het eerste meerjarenplan, met daaraan gekoppeld termijnen/mijlpalen, zodat de diverse stappen die tot mei 2023 worden genomen inzichtelijk zijn (vraag 408). Hiertegenover heeft Nouzorg onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de toetsingscriteria met betrekking tot KC1 onderdeel c niet eenduidig zijn geformuleerd. Verder heeft Nouzorg niet voldoende onderbouwd dat de door het beoordelingsteam in de brief van 18 april 2023 gegeven beoordeling met betrekking tot element i), inhoudende dat de uitwerking niet aansluit op de vraagstelling, dat de uitwerking van Nouzorg niet geheel duidelijk is en dat deze lijkt toe te zien op de implementatie van een aantal pijlers van het KKFZ, evident onjuist is. Datzelfde geldt voor het oordeel van het beoordelingsteam met betrekking tot element ii) dat de uitwerking niet aansluit op de vraagstelling, dat de risicomatrix niet duidelijk is en niet lijkt toe te zien op het opstellen van een meerjarenplan, dat geen risico-eigenaar is opgenomen en dat de berekening van het risico niet helder is.
4.16.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Nouzorg onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het beoordelingsteam in het kader van de beoordeling van KC1 evidente fouten heeft gemaakt en evenmin dat Nouzorg voor (elementen van) KC1 een hogere score had moeten krijgen. Dit betekent dat de aan Nouzorg toegekende totaalscore ‘onvoldoende’ voor dit kwalitatieve criterium in stand moet blijven en daarmee is Nouzorg gelet op het bepaalde in paragraaf 3.4 van de Inschrijvingsleidraad terecht van verdere deelname aan de aanbestedingsprocedure uitgesloten.
4.17.
Met betrekking tot het (meer algemene) betoog van Nouzorg dat onduidelijk is of het beoordelingsteam bij de beoordeling van de inschrijvingen een intern puntentellingssysteem heeft gehanteerd, dat de beoordeling hierdoor moeilijk geobjectiveerd te toetsen is en dat dit op gespannen voet staat met het transparantiebeginsel overweegt de voorzieningenrechter dat Nouzorg de juistheid van dit standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. Zoals hiervoor in 4.5. is overwogen, zijn de beoordelingssystematiek en het toetsingskader beschreven in de aanbestedingsstukken en Nouzorg heeft niet concreet gemaakt dat die beschrijving onduidelijk is, terwijl zij hierover voorafgaand aan de inschrijving evenmin vragen aan DJI heeft gesteld.
4.18.
Het beroep op het beginsel van gelijke behandeling kan Nouzorg evenmin baten. Volgens Nouzorg heeft DJI in deze aanbestedingsprocedure onderscheid gemaakt tussen strategische en niet-strategische inschrijvers, waarbij strategische inschrijvers voordelen genieten in de vorm van de mogelijkheid tot herstel van hun inschrijving en tot deelname aan inhoudelijke gesprekken. Nouzorg heeft echter niet onderbouwd waarom de door DJI gekozen onderverdeling in percelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel zou zijn en al evenmin dat Nouzorg anders is behandeld dan de andere inschrijvers voor perceel 7, dat zij door de onderverdeling in verschillende percelen onevenredig is benadeeld of dat zij daardoor voordelen is misgelopen. Daarmee is de door Nouzorg gestelde schending van het gelijkheidsbeginsel niet aannemelijk geworden.
Slotsom en proceskosten
4.19.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de primaire en de subsidiaire vordering van Nouzorg worden afgewezen. Onder die omstandigheden bestaat er evenmin aanleiding voor het treffen van een andere voorziening, zoals Nouzorg meer subsidiair heeft gevorderd. Wat DJI heeft aangevoerd met betrekking tot de resultaten van de materiële controle ter zake van de door Nouzorg geleverde zorg en de gevolgen daarvan voor het al dan niet voldoen aan de geschiktheidseisen door Nouzorg, behoeft gelet op deze beslissingen geen bespreking meer.
4.20.
Nouzorg zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die in dit geval afzonderlijk zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is Nouzorg de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Nouzorg om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan DJI te betalen, tot dusver aan de zijde van DJI begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.20., en bepaalt dat Nouzorg bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd is, op de wijze zoals onder 4.20. vermeld;
5.3.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023.
mvt