ECLI:NL:RBDHA:2023:7910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
C/09/647746 / FT RK 23/391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en niet-ontvankelijk verklaring in schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Verzoeker, een 34-jarige alleenstaande man die een uitkering ontvangt op basis van de Participatiewet, had verzocht om een voorlopige voorziening om ontruiming van zijn huurwoning door de verhuurder, Stichting Woondiensten Aarwoude, te voorkomen. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet, dat een moratorium mogelijk maakt bij huurachterstand. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ontruimingsvonnis niet alleen op huurachterstand was gebaseerd, maar ook op het structureel niet nakomen van een driepartijen-overeenkomst die verzoeker had gesloten met de verhuurder en een begeleidende instantie. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat er geen garantie was dat hij de lopende huurtermijnen zou kunnen betalen.

De rechtbank heeft ook het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoeker niet had aangetoond dat er geen reële mogelijkheden waren voor een minnelijke schuldregeling. De rechtbank concludeerde dat het minnelijk schuldregelingstraject nog niet was opgestart en dat verzoeker geen stabiele financiële situatie had. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van verzoeker afgewezen en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schuldsanering. Deze beslissing is genomen door rechter D. de Loor, in samenwerking met griffier A. van Groningen Schinkel, en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2023.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/647746 / FT RK 23/391
beschikking op grond van artikel 287b van de Faillissementswet
[verzoeker],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
hierna: verzoeker,
tegen
Stichting Woondiensten Aarwoude,
gevestigd te Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem,
hierna: verweerster,
gemachtigde: mr. L.W.B. Dijkstra-Devillers (La Gro Geelkerken Advocaten).
Partijen zullen hierna worden aangeduid als verzoeker en verweerster.

1.De procedure

1.1.
Op 23 mei 2023 heeft verzoeker gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld
in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij heeft verzoeker ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 30 mei 2023, om 13:00 uur. Op deze zitting zijn verschenen:
- de heer mr. J. Pearson, advocaat van verzoeker,
- mevrouw mr. L.W.B. Dijkstra-Devillers, advocaat-gemachtigde van verweerster,
- mevrouw [A] en de heer [B]0, namens Stichting Woondiensten Aarwoude.
Verzoeker is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.3.
De gemachtigde van verweerster heeft voor de zitting een schriftelijk verweerschrift ingediend en heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker is 34 jaar, alleenstaand en ontvangt een uitkering ingevolge de Participatiewet.
2.2.
Met ingang van 5 oktober 2021 is door verweerster in het kader van de Contingent-regeling voor de tijdelijke duur van twee jaar een huurovereenkomst woonruimte gesloten met verzoeker. Gelijktijdig met en onderdeel van deze huurovereenkomst is een driepartijen-overeenkomst gesloten tussen verweerster, verzoeker en Stichting De Binnenvest. In deze driepartijen-overeenkomst staat onder andere dat verweerster met huurder alleen een huurovereenkomst wil aangaan als verzoeker met de instelling een (woon)begeleidingsovereenkomst is aangegaan en verzoeker zich houdt aan de verplichtingen van deze (woon)begeleidingsovereenkomst (artikel 2). Indien de (woon)begeleidingsovereenkomst wordt opgezegd door de instelling zal verzoeker de woning moeten verlaten (artikel 4). De begeleiding van verzoeker is door De Binnenvest uitbesteed aan haar ketenpartner Tom in de Buurt.
2.3.
BBKN heeft het budgetbeheer dat door haar werd uitgevoerd voor verzoeker per 10 maart 2022 beëindigd.
2.4.
Op 13 juni 2022 heeft verzoeker een Informatiebrief laatste regeling & Begeleidingsvoorwaarden van Tom in de Buurt voor akkoord ondertekend. Hierin staan diverse voorwaarden waaronder de begeleiding zal plaatsvinden.
2.5.
Verzoeker heeft op 27 juni 2022 Q-ratio BV gemachtigd om voor hem budgetbeheer uit te voeren. Op verzoek van verzoeker is de overeenkomst budgetbeheer per 15 december 2022 beëindigd.
2.6.
Bij brief van 12 december 2022 heeft Tom in de Buurt aan verweerster en verzoeker bericht dat de begeleiding van verzoeker per ommegaande zal worden beëindigd omdat verzoeker de volgende punten van het afgesloten laatste kans contract langdurig en volledig verzuimt:
 Je accepteert woonbegeleiding vanuit Tom in de Buurt en toont inzet t.a.v. de gemaakte begeleidingsafspraken;
 Er is inzage in financiën en er is een bewindvoerder.
2.7.
Bij vonnis van 12 april 2023 van de kantonrechter te Leiden is verzoeker onder meer veroordeeld tot ontruiming van de door hem van verweerster gehuurde woning.
2.8.
Bij exploot van 26 april 2023 is het vonnis aan verzoeker betekend en is hem aangezegd dat op 24 mei 2023, om 11:00 uur, de woningontruiming zal plaatsvinden.
2.9.
Bij tussenvonnis van 23 mei 2023 heeft de rechtbank de geplande ontruiming van de woning opgeschort totdat door de rechtbank een eindbeslissing is genomen op de verzochte voorlopige voorziening. De behandeling van het verzoek is bepaald op 30 mei 2023, om 13:00 uur.
2.10.
Op 30 mei 2023, om 10.00 uur, heeft een intakegesprek met verzoeker plaatsgevonden bij de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente Alphen aan den Rijn. Er is een overzicht van openstaande schulden (peildatum 13 december 2022) met een totale schuldenlast van € 11.417,75.
2.11.
De volgende maanden huur zijn door verzoeker tot op heden niet betaald:
- februari 2023;
- maart 2023;
- mei 2023.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat verweerster wordt verboden om tot ontruiming over te gaan van de woning die verzoeker van verweerster huurt. Er is sprake van een dreigende situatie. Verzoeker dreigt zijn woning te verliezen. Hij bevindt zich in een problematische schuldensituatie en heeft zich aangemeld bij de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente. Verzoeker zal worden verplicht om zijn inkomen over te maken op de betalingsrekening van de schuldhulpverlener waardoor voldoende aannemelijk is dat hij de lopende huurtermijnen vanaf de eerst opkomende maand tijdig zal kunnen voldoen. Ontruiming van de woning zal tot gevolg hebben dat verzoeker de kans op een schuldenvrije toekomst wordt ontnomen.

4.Het verweer

4.1.
Namens verweerster heeft haar gemachtigde zich tegen toewijzing van het verzoek uitgesproken. De voorlopige voorziening kan slechts worden verleend indien het ontruimingsvonnis alleen op een huurachterstand is gebaseerd. De huurovereenkomst is echter ook ontbonden omdat verzoeker de met de huurovereenkomst verbonden driepartijen-overeenkomst structureel niet is nagekomen. Verzoeker heeft zich niet aan de (herhaaldelijk opnieuw) gemaakte afspraken gehouden.
Verder rust op De Binnenvest de inspanningsverplichting om verzoeker weer terug te nemen in de opvang. Er is dus vervangende woonruimte voor verzoeker.
Verzoeker lijkt niet serieus naar een minnelijke regeling met zijn schuldeisers toe te werken. Hij heeft tot één dag voor de ontruiming gewacht met het doen van een verzoek voorlopige voorziening en een WSNP-verzoek. Ondanks dat hij meerdere termijnen de gelegenheid heeft gekregen, heeft hij geen verweer gevoerd tegen de dagvaarding bij de kantonrechter. De inschakeling van meerdere budgetbeheerders heeft er niet toe geleid dat er ooit een betalingsregeling is aangeboden aan verweerster.
Verweerster heeft er geen vertrouwen in dat verzoeker nu wel opeens de verplichtingen uit de huurovereenkomst zal nakomen. Bovendien zal de huurovereenkomst in oktober 2023 sowieso eindigen. De belangenafweging dient daarom in het voordeel van verweerster uit te vallen.

5.De beoordeling

De voorlopige voorziening

3.1.
Bij vonnis van 12 april 2023 is de huurovereenkomst tussen verzoeker en verweerster ontbonden en is verzoeker veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en tot ontruiming van het gehuurde. Bij exploot van 26 april 2023 is het vonnis aan verzoeker betekend en is hem aangezegd dat – bij niet-tijdige betaling van het in het exploot vermelde bedrag – de ontruiming op 24 mei 2023 zal plaatsvinden. Er heeft geen betaling plaatsgevonden van het in het exploot vermelde bedrag. Er is dan ook sprake van een bedreigende situatie als bedoeld in artikel 287b Fw.
3.2.
Verweerster heeft terecht aangevoerd dat – gelet op het bepaalde in de artikelen 287b, vierde lid, en 305, tweede lid, Fw – een moratorium alleen kan worden toegewezen indien het ontruimingsvonnis uitsluitend gebaseerd is op een huurachterstand. In dit geval is het ontruimingsvonnis ook gebaseerd op het structureel niet nakomen van de driepartijen-overeenkomst. Weliswaar blijkt dit niet uit de overwegingen in het vonnis, maar uit de dagvaarding, waarnaar in het vonnis verwezen wordt, blijkt wel degelijk dat de vorderingen hierop (mede) gebaseerd zijn. Omdat verzoeker geen verweer heeft gevoerd bij de kantonrechter zijn in het vonnis geen verdere overwegingen hieraan gewijd. Op grond van het vorenstaande dient het verzoek reeds te worden afgewezen.
3.3.
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen.
3.4.
De voorlopige voorziening van artikel 287b Fw heeft tot doel om een soort adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden (Kamerstukken I 2006-2007, 29 942, C, p. 5). Hieruit blijkt dat, wil artikel 287b Fw van toepassing kunnen zijn, er met het minnelijk schuldsaneringstraject een aanvang moet zijn gemaakt, of in ieder geval hiermee op korte termijn zal worden begonnen.
3.5.
Ter zitting heeft de advocaat van verzoeker verklaard dat verzoeker zich vorige week bij hem heeft gemeld voor hulp. Ter zitting heeft de advocaat stukken overgelegd waaruit blijkt dat verzoeker op de dag van de zitting, om 10:00 uur, een intakegesprek had bij de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente Alphen aan den Rijn. Het schuldhulpverleningstraject is dus nog niet echt in gang gezet.
3.6.
Bovendien is niet gebleken dat momenteel, of op korte termijn, bij verzoeker sprake is van een financieel stabiele situatie die nodig is om een minnelijk schuldsaneringstraject goed te kunnen doorlopen. Verzoeker heeft tot tweemaal toe de samenwerking met een budgetbeheerder beëindigd. Op dit moment is er niemand om zijn financiën te beheren. Kennelijk wil verzoeker geen beschermingsbewind. Zijn advocaat heeft ter zitting verklaard dat verzoeker de betaling van de lopende huurtermijnen kan garanderen. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daartoe in staat zal zijn. Dat, zoals de advocaat heeft betoogd, de voorlopige voorziening zal vervallen als verzoeker de huurbetalingen niet tijdig verricht, is voor de rechtbank onvoldoende basis om aan te nemen dat een goede start zal worden gemaakt met het minnelijk traject.
3.7.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening afwijzen.
De schuldsaneringsregeling
3.8.
Op grond van artikel 285 lid 1 sub f Fw dient in een verzoek tot toepassing van de
wettelijke schuldsaneringsregeling te zijn opgenomen een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een minnelijke, buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Het minnelijk schuldregelingstraject is nog niet echt aangevangen. De rechtbank ziet geen aanleiding om verzoeker een aanvullende termijn te gunnen op grond van artikel 287, tweede lid Fw. Verzoeker zal in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de verzochte voorlopige voorziening af;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Dit is een beslissing van mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met A. van Groningen Schinkel, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2023.