6.8.Verweerder had naar aanleiding van de circular letter nader onderzoek moeten doen naar de feiten en omstandigheden op grond waarvan Italië zijn opvangverplichtingen niet nakomt en duidelijkheid moeten verkrijgen over de al dan niet tijdelijkheid daarvan. Het bestreden besluit is dan ook genomen is strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsvereiste. De beroepsgrond slaagt.
Artikel 16 en 17 van de Dublinverordening
7. Ook doet eiser een beroep op artikel 16 en 17 van de Dublinverordening. Eiser is namelijk afhankelijk van zijn zoon, die in Nederland woont. De zoon van eiser zorgt voor eiser en vangt hem op. Verder is sprake van bijzondere omstandigheden, gezien de leeftijd van eiser, de medische omstandigheden van eiser en het feit dat eiser analfabeet is.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn zoon als bedoeld in artikel 16, van de Dublinverordening, niet aannemelijk is gemaakt. Daarvoor heeft eiser geen onderbouwing aangeleverd.
9. Verder heeft verweerder in de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid van de Dublinverordening, door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken en het asielverzoek van eiser in behandeling had moeten nemen. Het is begrijpelijk dat eiser als vader en zoon bij elkaar willen blijven, maar de Dublinverordening is niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid in Nederland kan worden verkregen; hiervoor staan andere regelingen open.7 Daarnaast heeft eiser op dit moment zijn medische omstandigheden en afhankelijkheid van zijn zoon onvoldoende onderbouwd, zodat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Gelet op wat is overwogen in overweging 6.1. t/m 6.8. is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder onderzoek moet doen en het op dit moment onduidelijk is hoe lang dit zal duren en het onzeker is wanneer dat kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).