ECLI:NL:RBDHA:2023:7839

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL23.4990
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak NL23.4990, waarbij de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 16 februari 2023, waarin werd gesteld dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.

Tijdens de zitting op 14 maart 2023 werd duidelijk dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken en dat er geen contact meer was met zijn gemachtigde. De gemachtigde van eiser gaf aan dat zij sinds halverwege februari 2023 geen contact meer had gehad met eiser, en ook de strafrechtadvocaat had geen contact meer kunnen leggen na de strafdetentie van eiser. De rechtbank concludeerde dat, gezien deze omstandigheden, eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland.

De rechtbank overwoog dat indien een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, dit leidt tot de conclusie dat hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd er geen inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden uitgevoerd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier A. Wilpstra - Foppen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4990
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vug).

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.4991, op 14 maart 2023 op
zitting behandeld. Gemachtigde van eiser is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Bij het verweerschrift heeft verweerder een e-mailbericht
gevoegd van het COA van 17 februari 2022 waaruit blijkt dat eiser niet in het systeem van het COA voorkomt. Gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangegeven dat zij geen contact meer heeft met eiser sinds halverwege februari 2023. Ook heeft zij aangegeven dat de strafrechtadvocaat van eiser na het einde van de strafdetentie van eiser eveneens geen contact meer met eiser heeft.
3. Indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, wordt volgens vaste rechtspraak geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande.1 In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
4. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden in deze zaak wordt derhalve niet toegekomen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023 door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra - Foppen, griffier.
1 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:183.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
17 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.