ECLI:NL:RBDHA:2023:7828
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur indienen
In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Egyptische nationaliteit, op 9 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft eiseres op 18 november 2022 geïnformeerd over de verlenging van de beslistermijn in verband met het WBV 2022/22. Eiseres heeft op 16 februari 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 7 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft haar aanvraag op 9 augustus 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 8 februari 2023 eindigen. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege de inwerkingtreding van het WBV 2022/22, wat door de rechtbank als rechtsgeldig wordt beschouwd.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiseres prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.