ECLI:NL:RBDHA:2023:7827
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 14 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 27 april 2022 was ingediend. Eiser heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 27 oktober 2022 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Op 27 maart 2023 heeft verweerder echter alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van eiser. Eiser heeft op 28 maart 2023 medegedeeld het beroep in te trekken, mits verweerder bereid zou zijn de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft echter geen reactie van verweerder ontvangen en gaat er daarom van uit dat het beroep niet is ingetrokken.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder op 27 maart 2023 alsnog een besluit heeft genomen, er geen aanleiding is om te bepalen dat verweerder alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser kan zich niet verenigen met het alsnog genomen besluit, omdat daarin de proceskosten niet zijn vergoed.
De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor eiser op 27 oktober 2022 eindigde. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/222 is de beslistermijn voor asielaanvragen verlengd met negen maanden. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor is de ingebrekestelling van 27 oktober 2022 prematuur ingediend, en komt het verzoek van eiser om vergoeding van proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.