ECLI:NL:RBDHA:2023:7827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL22.23181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 14 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 27 april 2022 was ingediend. Eiser heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 27 oktober 2022 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Op 27 maart 2023 heeft verweerder echter alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van eiser. Eiser heeft op 28 maart 2023 medegedeeld het beroep in te trekken, mits verweerder bereid zou zijn de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft echter geen reactie van verweerder ontvangen en gaat er daarom van uit dat het beroep niet is ingetrokken.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder op 27 maart 2023 alsnog een besluit heeft genomen, er geen aanleiding is om te bepalen dat verweerder alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser kan zich niet verenigen met het alsnog genomen besluit, omdat daarin de proceskosten niet zijn vergoed.

De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor eiser op 27 oktober 2022 eindigde. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/222 is de beslistermijn voor asielaanvragen verlengd met negen maanden. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor is de ingebrekestelling van 27 oktober 2022 prematuur ingediend, en komt het verzoek van eiser om vergoeding van proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23181

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

geboren op [geboortedatum]
van onbekende nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Eiser heeft op 14 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 27 april 2022.
Bij brief van 27 oktober 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag
Verweerder heeft op 27 maart 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Eiser heeft op 28 maart 2023 medegedeeld het beroep in te trekken als verweerder bereid is de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft daarop geen reactie vernomen van verweerder. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het beroep niet is ingetrokken.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb1 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op 27 maart 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat verweerder alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. Dit volgt uit artikel 6:20, derde lid, van de Awb. Eiser kan zich niet met dit besluit verenigen, omdat in het besluit de proceskosten niet zijn vergoed.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser de aanvraag heeft ingediend op 27 april 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser op 27 oktober 2022 eindigen. De staatssecretaris heeft echter, met de inwerkingtreding van het WBV 2022/222, de beslistermijn van alle asielaanvragen met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraak van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van
27 oktober 2022 prematuur is ingediend. Gelet hierop komt het verzoek van eiser om vergoeding van zijn proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.