ECLI:NL:RBDHA:2023:7825
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak met betrekking tot tijdige beslissing op aanvraag
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Nigeriaanse nationaliteit, op 20 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 11 april 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 maart 2023 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, waarop verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank overweegt dat, hoewel verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, er op grond van het Bpb geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag eindigde op 11 oktober 2022, maar door de inwerkingtreding van het WBV 2022/222 is deze termijn verlengd met negen maanden. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 27 januari 2023 prematuur was en dat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Desondanks heeft verweerder in een bericht van 6 april 2023 toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoeker te betalen. De rechtbank heeft verweerder daarom veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 418,50, conform artikel 8:75a van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.