ECLI:NL:RBDHA:2023:7782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL22.11538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging voorlopig verblijf voor nareis van Syrische asielzoekers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor de ouders en broers en zussen van een referent die in Nederland asiel heeft verkregen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangenafweging door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in het nadeel van de eisers is uitgevallen. De referent, die Syrië in augustus 2020 heeft verlaten en op 18 december 2020 een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen, had een aanvraag ingediend voor een mvv voor zijn familieleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van familie- en gezinsleven, maar dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de eisers om hun gezinsleven in Nederland uit te oefenen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de belangenafweging in het voordeel van de eisers zouden moeten laten uitvallen. De rechtbank heeft het beroep van de eisers ongegrond verklaard, waarbij ook is overwogen dat de economische belangen van de staat en de afwezigheid van voldoende middelen van de referent om zijn familie te onderhouden, in het nadeel van de eisers zijn meegewogen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.11538
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1970, V-nummer: [V-nummer] , eiser,

[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1982, V-nummer: [V-nummer] , eiseres (tezamen: eisers)
mede namens hun kinderen;
[kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2004, V-nummer: [V-nummer] ,
[kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2011, V-nummer: [V-nummer] ,
[kind 3] , geboren op [geboortedatum] 2016, V-nummer: [V-nummer] , allen met de Syrische nationaliteit.
(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.J.N.R. Brock).

Procesverloop

In het besluit van 31 oktober 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van [referent] (referent) tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel voor zijn ouders en zijn broer en zussen, afgewezen.
In het besluit van 31 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en referent. Als tolk is verschenen S. Mardo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Referent heeft Syrië verlaten in augustus 2020. Aan hem is op 18 december 2020 een verblijfsvergunning asiel verleend op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet
2000 (Vw). Referent heeft op 2 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een mvv nareis voor eisers (de vader en moeder van referent), [kind 1] (de broer van referent), [kind 2] en [kind 3] (de zussen van referent).
1.2.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier blijkt dat referent op een goede manier bezig is met het integreren in de Nederlandse samenleving. Referent heeft een opleiding, werkt en maakt zich de Nederlandse taal eigen. De rechtbank begrijpt verder dat, hoewel referent zich goed ontwikkelt in Nederland, referent zijn eigen familie bij zich zou willen hebben. Op basis van de geldende regels komt de rechtbank echter tot de conclusie dat verweerder het bestreden besluit op de juiste manier heeft genomen. In deze uitspraak zal de rechtbank uitleggen waarom zij tot dit oordeel komt aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag van eisers afgewezen. Verweerder heeft de identiteit van de ouders van referent en zijn broer aangenomen. Ook is bewijsnood aangenomen voor de identiteit van de zussen van referent. Verweerder heeft een familierechtelijke relatie aangenomen. Referent valt onder het jongvolwassenebeleid. Daarom wordt het bestaan van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) tussen de eisers en referent aangenomen. Verweerder heeft echter de belangenafweging in het nadeel van eisers laten uitvallen en zich op het standpunt gesteld dat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van eisers om het familieleven met referent in Nederland uit te oefenen. Er is weliswaar sprake van een objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen, maar niet is gebleken van bijzondere omstandigheden waarom de belangenafweging in het voordeel moet uitvallen. Van referent als jong volwassene mag verwacht worden dat hij zelfstandig een leven in Nederland op kan bouwen en van belang is dat niet is gebleken dat referent zich zonder de aanwezigheid van zijn ouders niet kan redden.
Mag er bij de belangenafweging getoetst worden aan het criterium ‘more than normal emotional ties’?
3. Eisers voeren aan dat verweerder bij de belangenafweging ten onrechte getoetst
heeft of sprake is van ‘more than normal emotional ties’. In de conclusie van de beslissing wordt namelijk gesteld dat van referent als jongvolwassene wordt verwacht dat hij een zelfstandig leven opbouwt. De omstandigheid dat eiser zich al twee jaar staande houdt zonder zijn ouders kan niet in nadeel eisers worden uitgelegd. In dit verband hebben eisers ook aangevoerd dat in het geval eisers in Nederland zouden zijn en voor referent een mvv hadden aangevraagd, een ander toetsingskader van toepassing zou zijn geweest. Het peilmoment is bovendien het moment van vertrekt van referent uit Libanon.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er sprake is van familie- en gezinsleven tussen eisers en referent. Tussen partijen staat verder vast dat referent jongvolwassen is en de aanvraag van eisers getoetst moet worden aan het jongvolwassenenbeleid.1 Ondanks het feit dat referent meerderjarig is, hoeft er daarom geen sprake te zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (
more than normal emotional ties)tussen referent en eisers om gezinsleven in de zin van artikel 8 van het
1 Paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
EVRM aan te nemen. Dat doet er echter niet aan af dat verweerder een belangenafweging moet maken. In dat kader moet verweerder een ‘fair balance’ vinden tussen aan de ene kant de persoonlijke belangen van eisers bij een familieleven met referent in Nederland en aan de andere kant het algemene belang van de Nederlandse staat bij het controleren van de immigratie. Daarbij moeten alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar worden betrokken. Daarbij kan verweerder ook de omstandigheden betrekken die normaal gesproken bij het beoordelen van de vraag of sprake is van ‘more than normal emotional ties’ ten behoeve van het aannemen van familieleven van belang zijn. Anders dan eisers stellen, is het peilmoment voor de belangenafweging het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar. Eveneens anders dan eisers stellen zou ook in het geval sprake zou zijn geweest van een ‘omgekeerde situatie’, dat eisers in Nederland zouden zijn en referent een mvv zou aanvragen, vorenstaand beoordelingskader van toepassing zijn.
4.2.
De rechtbank beoordeelt vervolgens of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, indien dat het geval is, of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ als hiervoor bedoeld. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechtbank enigszins terughoudend moet zijn.
Is de belangenafweging goed verricht?
5. Eisers voeren aan dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt ten onrechte in het nadeel van eisers is uitgevallen. Verweerder heeft te veel waarde gehecht aan de economische belangen van de Staat. In dat verband voeren eisers aan dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het levensonderhoud kan voorzien, dat heeft hij immers als huisbewaarder ook in Libanon gedaan en ook in Syrië voorzag eiser in het levensonderhoud. Ook de andere gezinsleden kunnen werken. Verweerder heeft verder ten onrechte meegewogen dat de kosten voor de medicijnen van eiser voor openbare kas zouden komen. Eiser heeft immers in Libanon ook zijn medicijnen betaald terwijl daar de kosten hoger zijn dan in Nederland. Verweerder onderkent de erbarmelijke situatie in Libanon en Syrië heeft bovendien filmpje gezien waarop eiser bedreigd wordt. Feit dat verweerder stelt dat niet duidelijk is wie er op het filmpje te zien is en waarom eiser bedreigd wordt, maakt niet dat deze asielgerelateerde onderwerpen in het nadeel van eisers meegewogen mogen worden. Ook wordt ten onrechte in het nadeel meegewogen dat eisers een sterkere band met Syrië hebben. Eiseres zijn niet voor niets uit Syrië gevlucht en gezien hetgeen daarover in het landgebonden beleid van Syrië staat, kan van eisers niet verwacht worden terug te keren. Er is sprake van een objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. Dat zij dagelijks contact via whatsapp uitoefenen is niet te vergelijken met het gezinsleven zoals zij dat eerder hebben uitgeoefend.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen de belangenafweging in het nadeel van eisers uitvalt
.Verweerder heeft in het nadeel mogen meewegen dat sprake is van een eerste toelating van eisers, dat niet is gebleken dat referent zich zonder zijn familieleden niet in Nederland staan kan houden, en dat niet is gebleken dat eisers – vanwege een medische situatie- afhankelijk zijn van referent voor hun functioneren in het dagelijks leven. Ook heeft verweerder het economisch belang van de staat heeft verweerder in het nadeel van eisers mogen laten meewegen. Verweerder heeft in dit verband kunnen betrekken dat referent niet over voldoende middelen beschikt om in het onderhoud van zijn familie hier in Nederland te voorzien, en dat eisers geen documenten hebben overgelegd die aantonen dat eiser en de broer van referent werken.
Verweerder heeft daarom kunnen stellen dat niet valt uit te sluiten dat eisers een beroep moeten doen op de openbare kas, voor onder andere huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs.
Ten aanzien van de medicatie die eiser nodig heeft, heeft verweerder kunnen stellen dat de kosten van die medicijnen voor de openbare kas zullen komen. Eisers hebben in de gronden van beroep gesteld dat eiser in zelf voorziet in de kosten daarvoor. Uit de verklaring die eisers hebben overgelegd van eiseres blijkt echter zij geen medicijnen kunnen kopen omdat die te duur zijn. Niet valt in te zien dat eisers de kosten voor de medicijnen in Nederland wel zouden kunnen betalen, ook al zouden de medicijnen in Nederland goedkoper zijn.
Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat de algemene slechte veiligheidssituatie in Syrië en Libanon niet maakt dat de belangenafweging in het voordeel dan eisers uitvalt. Daarbij heeft verweerder over het gestuurde filmpje kunnen overwegen dat het onduidelijk is wie er te zien is en waarom de betrokken persoon wordt bedreigd.
Verder heeft verweerder in het bestreden besluit aangegeven dat eisers een sterke band hebben met Syrië. Ter zitting heeft verweerder dit standpunt nader toegelicht. Verweerder heeft hiermee willen aangeven dat eisers geen sterkere banden hebben met Nederland dan met Syrië; dat heeft verweerder in het nadeel kunnen meewegen. Dat verweerder hiermee – zoals eisers aanvoeren – heeft willen stellen dat eisers hun gezinsleven in Syrië kunnen uitoefenen, is onjuist. Uit het besluit blijk immers dat dat er een objectieve belemmering is aangenomen om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen en dat die objectieve belemmering is meegewogen, maar daaraan geen doorslaggevend belang is toegekend.
Tot slot heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat – anders dat eiseres stellen – geen sprake is van een catch 22 situatie omdat voor het zijn van jongvolwassene je nog onderdeel van het gezin uit moet maken en nog afhankelijk zijn van je ouders, terwijl in het kader van de belangenafweging het je juist tegengeworpen wordt dat je onvoldoende inkomen hebt om je ouders te onderhouden. Allereerst is het peilmoment van het zijn van een jong volwassene het moment van de aanvraag, terwijl het peilmoment van de belangenafweging het moment van het bestreden besluit is. Verder werpt verweerder niet zozeer tegen dat referent onvoldoende inkomsten heeft, maar wel dat niet vaststaat dat eisers zelf in hun onderhoud kunnen voorzien, c.q. geen beroep zullen doen op de openbare middelen.
Beroep op het gelijkheidsbeginsel
7. Ook doen eisers een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Een vriend van referent heeft wel familie naar Nederland kunnen halen. Onduidelijk is waarom in die zaak wel een positieve beschikking is genomen en in deze zaak niet. Ook verwijzen eisers naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 10 december 2021.2 Net als in die zaak heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij in zijn onderhoud kan voorzien. Eiser is namelijk aangesteld als huisbewaarder en om die reden kan hij in zijn huisvesting en middelen van bestaan voorzien. Het is niet aannemelijk dat eiser en andere gezinsleden niet in Nederland werk zouden kunnen vinden.
8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Eisers hebben niet onderbouwd dat sprake is van gelijke gevallen. Een vergelijking met de door eisers aangehaalde zaken is daardoor niet te maken.
Conclusie
9. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra
- Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.