4.2.De rechtbank beoordeelt vervolgens of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, indien dat het geval is, of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ als hiervoor bedoeld. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechtbank enigszins terughoudend moet zijn.
Is de belangenafweging goed verricht?
5. Eisers voeren aan dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt ten onrechte in het nadeel van eisers is uitgevallen. Verweerder heeft te veel waarde gehecht aan de economische belangen van de Staat. In dat verband voeren eisers aan dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het levensonderhoud kan voorzien, dat heeft hij immers als huisbewaarder ook in Libanon gedaan en ook in Syrië voorzag eiser in het levensonderhoud. Ook de andere gezinsleden kunnen werken. Verweerder heeft verder ten onrechte meegewogen dat de kosten voor de medicijnen van eiser voor openbare kas zouden komen. Eiser heeft immers in Libanon ook zijn medicijnen betaald terwijl daar de kosten hoger zijn dan in Nederland. Verweerder onderkent de erbarmelijke situatie in Libanon en Syrië heeft bovendien filmpje gezien waarop eiser bedreigd wordt. Feit dat verweerder stelt dat niet duidelijk is wie er op het filmpje te zien is en waarom eiser bedreigd wordt, maakt niet dat deze asielgerelateerde onderwerpen in het nadeel van eisers meegewogen mogen worden. Ook wordt ten onrechte in het nadeel meegewogen dat eisers een sterkere band met Syrië hebben. Eiseres zijn niet voor niets uit Syrië gevlucht en gezien hetgeen daarover in het landgebonden beleid van Syrië staat, kan van eisers niet verwacht worden terug te keren. Er is sprake van een objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. Dat zij dagelijks contact via whatsapp uitoefenen is niet te vergelijken met het gezinsleven zoals zij dat eerder hebben uitgeoefend.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen de belangenafweging in het nadeel van eisers uitvalt
.Verweerder heeft in het nadeel mogen meewegen dat sprake is van een eerste toelating van eisers, dat niet is gebleken dat referent zich zonder zijn familieleden niet in Nederland staan kan houden, en dat niet is gebleken dat eisers – vanwege een medische situatie- afhankelijk zijn van referent voor hun functioneren in het dagelijks leven. Ook heeft verweerder het economisch belang van de staat heeft verweerder in het nadeel van eisers mogen laten meewegen. Verweerder heeft in dit verband kunnen betrekken dat referent niet over voldoende middelen beschikt om in het onderhoud van zijn familie hier in Nederland te voorzien, en dat eisers geen documenten hebben overgelegd die aantonen dat eiser en de broer van referent werken.
Verweerder heeft daarom kunnen stellen dat niet valt uit te sluiten dat eisers een beroep moeten doen op de openbare kas, voor onder andere huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs.
Ten aanzien van de medicatie die eiser nodig heeft, heeft verweerder kunnen stellen dat de kosten van die medicijnen voor de openbare kas zullen komen. Eisers hebben in de gronden van beroep gesteld dat eiser in zelf voorziet in de kosten daarvoor. Uit de verklaring die eisers hebben overgelegd van eiseres blijkt echter zij geen medicijnen kunnen kopen omdat die te duur zijn. Niet valt in te zien dat eisers de kosten voor de medicijnen in Nederland wel zouden kunnen betalen, ook al zouden de medicijnen in Nederland goedkoper zijn.
Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat de algemene slechte veiligheidssituatie in Syrië en Libanon niet maakt dat de belangenafweging in het voordeel dan eisers uitvalt. Daarbij heeft verweerder over het gestuurde filmpje kunnen overwegen dat het onduidelijk is wie er te zien is en waarom de betrokken persoon wordt bedreigd.
Verder heeft verweerder in het bestreden besluit aangegeven dat eisers een sterke band hebben met Syrië. Ter zitting heeft verweerder dit standpunt nader toegelicht. Verweerder heeft hiermee willen aangeven dat eisers geen sterkere banden hebben met Nederland dan met Syrië; dat heeft verweerder in het nadeel kunnen meewegen. Dat verweerder hiermee – zoals eisers aanvoeren – heeft willen stellen dat eisers hun gezinsleven in Syrië kunnen uitoefenen, is onjuist. Uit het besluit blijk immers dat dat er een objectieve belemmering is aangenomen om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen en dat die objectieve belemmering is meegewogen, maar daaraan geen doorslaggevend belang is toegekend.
Tot slot heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat – anders dat eiseres stellen – geen sprake is van een catch 22 situatie omdat voor het zijn van jongvolwassene je nog onderdeel van het gezin uit moet maken en nog afhankelijk zijn van je ouders, terwijl in het kader van de belangenafweging het je juist tegengeworpen wordt dat je onvoldoende inkomen hebt om je ouders te onderhouden. Allereerst is het peilmoment van het zijn van een jong volwassene het moment van de aanvraag, terwijl het peilmoment van de belangenafweging het moment van het bestreden besluit is. Verder werpt verweerder niet zozeer tegen dat referent onvoldoende inkomsten heeft, maar wel dat niet vaststaat dat eisers zelf in hun onderhoud kunnen voorzien, c.q. geen beroep zullen doen op de openbare middelen.
Beroep op het gelijkheidsbeginsel
7. Ook doen eisers een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Een vriend van referent heeft wel familie naar Nederland kunnen halen. Onduidelijk is waarom in die zaak wel een positieve beschikking is genomen en in deze zaak niet. Ook verwijzen eisers naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 10 december 2021.2 Net als in die zaak heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij in zijn onderhoud kan voorzien. Eiser is namelijk aangesteld als huisbewaarder en om die reden kan hij in zijn huisvesting en middelen van bestaan voorzien. Het is niet aannemelijk dat eiser en andere gezinsleden niet in Nederland werk zouden kunnen vinden.
8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Eisers hebben niet onderbouwd dat sprake is van gelijke gevallen. Een vergelijking met de door eisers aangehaalde zaken is daardoor niet te maken.
9. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.