ECLI:NL:RBDHA:2023:7774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12625 en NL23.12626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele gerichtheid en referentiekader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiseres, een Ugandese vrouw, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiseres heeft eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen. In haar opvolgende aanvraag heeft zij nieuwe elementen aangevoerd, waaronder haar seksuele gerichtheid als lesbische vrouw en een nieuwe relatie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de seksuele gerichtheid van eiseres niet geloofwaardig werd geacht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 23 mei 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde, en de rechtbank heeft ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiseres over haar seksuele gerichtheid en haar relatie inconsistent waren en niet voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres, maar dat de eerdere afwijzing van haar asielaanvraag nog steeds van toepassing was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open voor het verzoek om een voorlopige voorziening, maar er kan wel hoger beroep worden ingesteld tegen de uitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.12625 en NL23.12626

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoekster] , eiseres / verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
en haar minderjarig kind [minderjarige kind] , geboren [geboortedag 2] 2021
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

ProcesverloopBij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Burger. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1986 en heeft de Ugandese nationaliteit. Op 28 februari 2019 heeft eiseres voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. Bij besluit van 10 juni 2021 is deze aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van de hoogste bestuursrechter op 28 april 2022 is dit besluit in rechte vast komen te staan. Op 30 mei 2022 heeft eiseres opnieuw asiel aangevraagd. Aan haar asielaanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is en sinds haar vorige aanvraag nieuwe bewijzen hiervoor heeft en dat zij een partner heeft.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • seksuele gerichtheid.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig gevonden. De seksuele gerichtheid heeft verweerder niet geloofwaardig gevonden. Wat eiseres heeft aangevoerd in de huidige aanvraag is volgens verweerder onvoldoende om een ander licht te werpen op het besluit op haar eerdere aanvraag, waarin haar seksuele gerichtheid al ongeloofwaardig is gevonden. Eiseres heeft in algemeenheden verklaard over haar relatie met [naam 1]. Ook heeft zij inconsistent verklaard over wanneer de relatie geëindigd is. Verder kan eiseres haar relatie met [naam 1] niet nader onderbouwen met bijvoorbeeld chatberichten of foto’s. De verklaringen die eiseres heeft overgelegd van het COC, de organisatie VoorUit, en van vrienden, leiden volgens verweerder niet tot een ander oordeel over de geloofwaardigheid van haar seksuele gerichtheid.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Volgens eiseres heeft zij voldoende uitgelegd hoe het komt dat zij wisselend verklaard heeft over het einde van haar relatie met [naam 1]. Ook heeft verweerder onterecht het COC en de organisatie VoorUit niet als onafhankelijke bronnen gezien. Daarnaast kan uit de verklaring van het COC worden afgeleid dat de heer [naam 4] de kans dat eiseres niet de waarheid vertelt over haar geaardheid kleiner acht, omdat zij open is over haar lesbische geaardheid terwijl zij een kind heeft. Verder is eiseres onterecht tegengeworpen dat zij niet weet, dan wel niet aannemelijk heeft gemaakt, van welke organisatie mevrouw [naam 2] is. Ook heeft verweerder de verklaring van mevrouw [naam 3] niet voldoende gemotiveerd meegewogen. Verder heeft verweerder niet kenbaar gemaakt welk referentiekader wordt gehanteerd en aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met dit referentiekader. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de groei van de seksuele identiteit van eiseres. Eiseres verwijst naar het rapport van LGBT+ Asylum Support van 21 mei 2023. Verweerder heeft de werkinstructie (hierna: WI) 2019/17 onjuist toegepast en onvoldoende doorgevraagd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Referentiekader
4. Uit WI 2019/17 blijkt dat verweerder in de besluitvorming rekening houdt met het referentiekader van de vreemdeling. Dat verweerder het referentiekader van eiseres niet expliciet opgenomen heeft in het bestreden besluit, betekent nog niet dat verweerder hier geen rekening mee heeft gehouden. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres. Ter zitting heeft verweerder er terecht op gewezen dat de lesbische gerichtheid van eiseres al eerder ongeloofwaardig is geacht op basis van dezelfde werkinstructie. Deze beoordeling is door de rechtbank getoetst en staat in rechte vast. Gelet hierop heeft verweerder in de huidige procedure uit mogen gaan van een verzwaarde bewijslast voor eiseres. In haar eerdere procedure heeft eiseres niet naar voren gebracht dat geen rekening zou zijn gehouden met haar referentiekader. Bij haar opvolgende aanvraag heeft eiseres haar relatie met [naam 1] als nieuw element naar voren gebracht. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat van eiseres in dit geval verwacht mocht worden dat zij over deze relatie meer dan algemene en summiere verklaringen kan afleggen. Eiseres heeft ook niet onderbouwd waarom verweerder dit niet van haar had mogen verwachten. Daarnaast is eiseres in het bestreden besluit niet alleen tegengeworpen dat zij algemeen en summier verklaard heeft over deze relatie, maar ook dat zij hier inconsistent over verklaard heeft.
Geloofwaardigheid relatie
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiseres over het einde van haar relatie met [naam 1] inconsistent heeft mogen vinden. Verweerder heeft in het besluit mee mogen wegen dat eiseres op het formulier opvolgende aanvraag heeft aangegeven dat zij op dat moment een partner had, terwijl in het gehoor opvolgende aanvraag is gebleken dat de relatie op dat moment al verbroken was. Eiseres heeft in het gehoor opvolgende aanvraag verklaard dat zij in 2022 verhuisd is en de relatie toen geëindigd is. [1] Later zegt zij dat in 2020 de relatie al verbroken was, nadat [naam 1] was vreemdgegaan. [2] Verweerder is in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op de uitleg van eiseres hierover in de zienswijze. [3] Verweerder heeft hierbij de verklaring van eiseres dat de exacte einddatum van de relatie onduidelijk is, omdat zij en [naam 1] nog contact hadden en zij hoopte dat het nog goed zou komen, niet hoeven volgen. Eiseres voert namelijk aan dat op het moment dat zij een kind kreeg, [naam 1] heeft gezegd dat zij geen relatie wenste met iemand met een kind. Maar het kind van eiseres is geboren in juni 2021, wat daarmee niet verklaart waarom eiseres heeft gezegd dat de relatie pas in 2022 geëindigd is.
Groei van de seksuele identiteit
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet onjuist heeft beoordeeld of sprake is van groei van de seksuele identiteit van eiseres. Voor zover hierbij door eiseres gewezen wordt op WI 2019/17, constateert de rechtbank dat ‘groei van de seksuele identiteit’ in de werkinstructie niet besproken wordt. Ook is dit door eiseres niet benoemd als nieuw element bij de indiening van haar opvolgende aanvraag. De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat verweerder onvoldoende heeft doorgevraagd en hiermee onvoldoende invulling heeft gegeven aan de samenwerkingsverplichting. Door verweerder is in het gehoor opvolgende aanvraag voldoende aandacht besteed aan de deelname van eiseres aan bijeenkomsten en wat de deelname aan deze bijeenkomsten voor haar betekent. Hierbij heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende doorgevraagd. [4]
Verklaringen van derden
7. De rechtbank volgt eiseres in de stelling dat verklaringen van het COC en de organisatie VoorUit niet enkel kunnen worden afgedaan als zijnde niet onafhankelijk. Volgens de rechtbank is hier in het bestreden besluit echter ook geen sprake van, nu alle verklaringen van derden één voor één uitgebreid zijn besproken en inhoudelijk door verweerder zijn beoordeeld. [5] Verweerder is hiermee voldoende gemotiveerd ingegaan op deze verklaringen. Ook blijkt uit het bestreden besluit, en de toelichting van verweerder op zitting, dat verweerder voornamelijk heeft bedoeld te zeggen, dat deze organisaties geen integrale beoordeling maken van de geloofwaardigheid van een asielrelaas zoals verweerder dat doet.
7.1
De rechtbank overweegt verder dat overgelegde stukken en verklaringen van derden op zichzelf bezien zelden overtuigend bewijs zijn van een gestelde seksuele gerichtheid. Een vreemdeling kan hiermee wel ondersteunend bewijs leveren van zijn verklaringen over bepaalde thema’s, zoals de activiteiten in Nederland. [6] Hoewel de verklaringen van het COC en VoorUit ondersteunen dat eiseres deelneemt aan verschillende activiteiten voor LHBTI-ers, maakt het deelnemen aan deze activiteiten nog niet per se dat eiseres gevolgd moet worden in haar gestelde lesbische gerichtheid. Het is ook van belang welke beleving eiseres bij deze bijeenkomsten heeft. In het bestreden besluit heeft verweerder kunnen concluderen dat eiseres in algemeenheden verklaart over hoe belangrijk de bijeenkomsten voor haar waren. Verweerder heeft daarom in de overgelegde verklaringen geen aanleiding hoeven zien om de gestelde seksuele gerichtheid van eiseres alsnog geloofwaardig te achten. Dat de heer [naam 4] meent dat de kans dat eiseres niet de waarheid vertelt over haar geaardheid kleiner is, omdat zij open is over haar lesbische geaardheid terwijl zij een kind heeft, doet hier niet aan af. Gelet op het voorgaande behoeft de beroepsgrond, dat eiseres wel weet of aannemelijk heeft gemaakt van welke organisatie mevrouw [naam 2] is, geen bespreking meer.
7.2
Dat de tegenstrijdigheid tussen de verklaring van mevrouw [naam 3] en de verklaringen van eiseres niet langer tegengeworpen wordt in het bestreden besluit, kan volgens de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat deze verklaring vervolgens onvoldoende gemotiveerd is meegewogen in de besluitvorming. In het voornemen, dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, is namelijk ook vastgesteld dat de verklaringen van mevrouw [naam 3] enkel gebaseerd zijn op de verklaringen van eiseres zelf. De brief kan hierom niet tot een ander oordeel leiden, nu de verklaringen van eiseres zelf al beoordeeld zijn op geloofwaardigheid en ongeloofwaardig zijn bevonden.
7.3
Ook het bij de aanvullende beroepsgronden overgelegde rapport van LGBT+ Asylum Support heeft voor verweerder geen aanleiding hoeven zijn om de gestelde lesbische gerichtheid van eiseres alsnog geloofwaardig te vinden. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd gereageerd op dit rapport ter zitting. Verweerder stelt terecht dat het primaat van de beoordeling van de geloofwaardigheid van een asielrelaas bij verweerder ligt, en niet bij een belangenorganisatie zoals LGBT+ Asylum Support. In de voorgaande overwegingen is de rechtbank al ingegaan op de wijze waarop verweerder in eiseres’ geval de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft verricht en of de WI 2019/17 hierbij juist is toegepast.
Wat is de conclusie?
8. Verweerder heeft kunnen besluiten dat eiseres niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.M.C. Bakker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag, pagina 16.
2.Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag, pagina 17.
3.Zie de beschikking onderaan pagina 2 en bovenaan pagina 3.
4.Zie bijvoorbeeld het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag onderaan pagina 6 en bovenaan pagina 7.
5.Zie het, in het bestreden besluit ingelaste, voornemen vanaf pagina 5.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754, r.o. 3.3.