In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiseres, een Ugandese vrouw, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiseres heeft eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen. In haar opvolgende aanvraag heeft zij nieuwe elementen aangevoerd, waaronder haar seksuele gerichtheid als lesbische vrouw en een nieuwe relatie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de seksuele gerichtheid van eiseres niet geloofwaardig werd geacht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 23 mei 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde, en de rechtbank heeft ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiseres over haar seksuele gerichtheid en haar relatie inconsistent waren en niet voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres, maar dat de eerdere afwijzing van haar asielaanvraag nog steeds van toepassing was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open voor het verzoek om een voorlopige voorziening, maar er kan wel hoger beroep worden ingesteld tegen de uitspraak op het beroep.