In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Iraakse nationaliteit, had een opvolgende asielaanvraag ingediend op basis van zijn homoseksualiteit. De rechtbank behandelde het beroep van eiser, die bijgestaan werd door zijn gemachtigde, en een verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvragen waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank vond dat de staatssecretaris de homoseksuele relatie van eiser met zijn partner ongeloofwaardig had kunnen achten, mede omdat eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over het begin van de relatie. Eiser had ook nieuwe verklaringen overgelegd ter onderbouwing van zijn seksuele gerichtheid, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende waren om de eerdere afwijzingen te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de nieuwe werkinstructie niet als beleidswijziging kon worden aangemerkt en dat eiser niet had aangetoond waarom dit tot een andere beoordeling van zijn aanvraag zou moeten leiden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.