ECLI:NL:RBDHA:2023:7766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12983 en NL23.12984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en de beoordeling van Canada als veilig derde land

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een burger van de Verenigde Arabische Emiraten, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 13 april 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard op basis van de stelling dat Canada als veilig derde land wordt beschouwd. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 mei 2023 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in Canada een 'refugee protection claimant document' heeft ontvangen, maar dat dit document niet automatisch recht geeft op verblijf. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft aangetoond dat eiseres een sterke band met Canada heeft en dat zij daar toegang toe heeft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat de aanvraag van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.511,-. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.12983 en NL23.12984

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster], eiseres / verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Aynan).

ProcesverloopBij besluit van 27 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft eiseres een vertrektermijn onthouden en aan haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen G.M.A. Al-Harbia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1987 en is burger van de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: VAE). Op 13 april 2023 heeft eiseres asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, [1] omdat Canada in het geval van eiseres als veilig derde land wordt beschouwd. Volgens verweerder wordt aangenomen dat eiseres een band met Canada heeft, omdat zij heeft verklaard dat zij daar asiel heeft gekregen en heeft verbleven. Hierdoor wordt de band van eiseres met Canada zodanig geacht, dat het voor haar redelijk is om naar dit land terug te gaan en er redenen zijn om aan te nemen dat eiseres (opnieuw) zal worden toegelaten.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiseres voert aan dat zij niet heeft verklaard dat zij asiel heeft gekregen in Canada. Zij wist niet dat zij asiel had aangevraagd, maar heeft dit vernomen van de autoriteiten van de VAE. Zij had enkel een tijdelijk verblijfsrecht om in Canada te wonen en werken. Verder heeft zij haar asielaanvraag en verblijfsvergunning ingetrokken. Zij weet niet of zij toegang heeft tot Canada en zo ja, of zij dan nog een verblijfsrecht heeft of opnieuw asiel aan mag vragen. Tot slot meent eiseres dat haar onterecht een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd. Op basis van het voorgaande meent eiseres dat haar asielaanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en inhoudelijk behandeld moet worden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Band met Canada en toegang tot Canada
4. Wanneer een asielaanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat een derde land voor de vreemdeling als veilig derde land wordt beschouwd, moet de vreemdeling een zodanige band hebben met dit derde land dat het voor hem of haar redelijk zou zijn om naar dat land te gaan. Hierbij worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, zoals de aard, duur en omstandigheden van het eerdere verblijf. [2] Ook moet de staatssecretaris aannemelijk maken dat de vreemdeling wordt toegelaten tot het derde land. Hij moet hierbij, aan de hand van algemeen bekende informatie of op basis van verklaringen van de vreemdeling, redenen aandragen waarom toegang in beginsel mogelijk is. Vervolgens is het aan de vreemdeling om aan te tonen dat deze geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het derde land, in zijn of haar geval niet aanwezig zijn. [3]
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder in deze zaak onvoldoende gemotiveerd heeft dat eiseres een sterke band heeft met Canada en dat, gelet op de stukken die zijn overgelegd, nog altijd aannemelijk is dat zij toegelaten wordt tot Canada.
5.1
Uit de stukken die eiseres heeft overgelegd, blijkt dat zij in Canada een ‘refugee protection claimant document’ heeft ontvangen. Dit document is uitgegeven op 21 juli 2022 en verloopt op 21 juli 2026. Volgens de website van de Canadese immigratiedienst is dit een document dat een vreemdeling krijgt wanneer hij of zij asiel heeft aangevraagd. [4] Met dit document heeft een vreemdeling recht op gezondheidszorg en mag diegene in Canada verblijven. Uit dit document kan dus worden afgeleid dat eiseres in Canada een asielaanvraag heeft ingediend in juli 2022 en dat het haar in afwachting van de behandeling daarvan toegestaan was om in Canada te verblijven. Ook heeft eiseres een ‘work permit’ overgelegd. Dit document is geldig van 27 augustus 2022 tot 26 augustus 2024. Op dit document staat vermeld dat de ‘work permit’ op zichzelf geen recht op verblijf geeft.
5.2
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de band met Canada kan worden afgeleid uit het feit dat eiseres heeft gewoond en gewerkt in Canada en dat zij voor dat land een verblijfsvergunning heeft aangevraagd. De rechtbank acht deze omstandigheden onvoldoende. Daartoe acht de rechtbank van belang dat, hoewel eiseres verblijfsrecht had in Canada, zij enkel rechtmatig verblijf had in afwachting van de beslissing op haar asielaanvraag. Daarnaast is niet in geschil dat eiseres slechts vier en een halve maand, van 1 juni 2022 tot en met 21 oktober 2022, in Canada heeft verbleven. Uit beleidsinformatie van verweerder blijkt dat, wanneer geen sprake is van andere factoren op grond waarvan een band kan worden aangenomen, eerder verblijf in het derde land in het algemeen tenminste een half jaar moet zijn geweest. [5] Nu er geen sprake is van andere factoren op grond waarvan een band kan worden aangenomen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat eiseres een zodanige band heeft met Canada dat het redelijk is dat zij terugkeert naar dit land. Gelet hierop is het beroep gegrond, zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
5.3
Ondanks dat het beroep gelet op het voorgaande al gegrond is, zal de rechtbank ook oordelen over het vraagstuk van de toelating tot Canada. Bij de beroepsgronden heeft eiseres een document overgelegd waaruit blijkt dat haar asielaanvraag op 22 oktober 2022 geannuleerd is. In het document staat niet dat haar ‘refugee protection claimant document’ daarmee ook vervallen is. Maar nu dit document gebaseerd was op haar asielaanvraag, kan eiseres gevolgd worden in haar stelling dat zij op dit moment geen verblijfsrecht meer heeft in Canada. Ook heeft eiseres stukken overgelegd waaruit blijkt dat er contact is geweest met het IOM [6] waarbij door een medewerker is aangegeven dat het IOM eiseres niet zou kunnen helpen met terugkeer naar Canada omdat zij daar geen rechtmatig verblijf meer heeft. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres hiermee voldoende inspanningen heeft geleverd om aan te tonen dat zij op dit moment geen toegang heeft tot Canada en evenmin verblijfsrecht heeft in Canada. De verwijzing van verweerder naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [7] leidt niet tot een ander oordeel. In die uitspraak ging het om een vreemdeling die twee jaar lang in het derde land had verbleven en die op het moment van zijn asielaanvraag nog een geldige verblijfsvergunning had in het derde land. De vreemdeling had, nadat zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk was verklaard, het derde land verzocht om zijn verblijfsvergunning in te trekken. Er is daarom geen sprake van een vergelijkbare zaak. Gelet op het voorgaande is ook ten aanzien van de toegang tot Canada sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Ook hierom zal het bestreden besluit worden vernietigd.
Onthouden vertrektermijn en inreisverbod
6. Nu verweerder de aanvraag van eiseres onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat Canada voor haar een veilig derde land is, had hij eiseres ook geen vertrektermijn mogen onthouden en geen inreisverbod mogen opleggen.
Wat is de conclusie?
7. Verweerder heeft de aanvraag onterecht niet-ontvankelijk verklaard, aan eiseres een vertrektermijn onthouden en aan eiseres een inreisverbod opgelegd.
8. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,-. [8]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
De rechtbank / voorzieningenrechter, in alle zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie artikel 3:106a, tweede en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) op 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3380, opnieuw bevestigd in de uitspraak van de Afdeling op 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:128.
4.Zie
5.Zie informatiebericht 2021/8 Beoordeling veilige derde landen in de asielprocedure – bewijslast en landeninformatie, p. 3.
6.International Organization for Migration.
8.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1.