ECLI:NL:RBDHA:2023:7735
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van een faciliterend visum op grond van de Verblijfsrichtlijn en de beoordeling van een duurzame relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Turkse nationaliteit houder, en de minister van Buitenlandse Zaken, die als verweerder optreedt. Eiser had een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum op basis van de Verblijfsrichtlijn, maar deze aanvraag werd door verweerder ten onrechte behandeld als een aanvraag voor een visum kort verblijf. Het primaire besluit van 20 juni 2022, waarin de visumaanvraag werd afgewezen, werd door verweerder in het bestreden besluit van 17 november 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 26 april 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser voerde aan dat verweerder ten onrechte geen duurzame relatie tussen hem en zijn Bulgaarse referente heeft aangenomen. Hij onderbouwde zijn stelling met chatgesprekken, foto's en andere bewijsstukken. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen deugdelijk bewezen duurzame relatie was, omdat eiser en referente niet voor minimaal zes maanden samen hebben gewoond en de overgelegde bewijsstukken onvoldoende waren.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit op een ander rechtsgevolg gericht was dan het primaire besluit en dat het primaire besluit rechtens onjuist was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, verklaarde het bezwaar gegrond en herroepte het primaire besluit. Tevens kende de rechtbank eiser een proceskostenvergoeding toe van in totaal € 2.271,-, inclusief het griffierecht van € 184,-. De rechtbank oordeelde dat de rechtsgevolgen van de weigering van het faciliterende visum voor het overige in stand blijven, omdat deze op goede gronden was geweigerd.