ECLI:NL:RBDHA:2023:7651
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van gezamenlijke huishouding
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker had op 15 november 2022 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering voor alleenstaanden, welke door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 4 januari 2023 werd afgewezen. Het college stelde dat verzoeker en zijn partner een gezamenlijke huishouding voerden, wat hen uitsloot van de bijstandsuitkering. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op 15 mei 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en het college aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker en zijn partner in de beoordelingsperiode hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden, wat de conclusie van het college ondersteunt dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. Dit werd onderbouwd door verschillende onderzoeksbevindingen, waaronder het waterverbruik en verklaringen van de partner van verzoeker.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker niet kan aantonen dat hij en zijn partner duurzaam gescheiden leven, en dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door het college terecht was. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, wat betekent dat verzoeker in afwachting van de uitspraak in de bodemzaak geen bijstandsuitkering zal ontvangen. De voorzieningenrechter wijst erop dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.