ECLI:NL:RBDHA:2023:7539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
22/5145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor visum op basis van Chavez-Vilchez arrest

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, een burger van de Dominicaanse Republiek, had een visum voor kort verblijf aangevraagd om zijn vrouw en dochter in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 27 juli 2022, omdat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij over de benodigde middelen beschikte en dat hij tijdig zou terugkeren. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 9 maart 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening, ondanks zijn argumenten dat hij en zijn dochter zo snel mogelijk weer samen moesten zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat de situatie van verzoeker en zijn dochter niet zodanig onhoudbaar was dat onmiddellijke actie vereist was.

De voorzieningenrechter merkte op dat de minister de aanvraag van verzoeker ten onrechte had opgevat als een reguliere visumaanvraag, terwijl deze ook als een aanvraag voor een faciliterend visum op basis van het Chavez-Vilchez arrest had kunnen worden beschouwd. Desondanks werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet evident was dat de aanvraag voor het faciliterend visum had moeten worden toegewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat verzoeker en zijn dochter in een situatie verkeerden die onmiddellijke actie vereiste. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. K.E. Pruntel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/5145

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.E. Martis),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken,

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van de aanvraag om verlening van een visum voor kort verblijf.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 27 juli 2022 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Verzoekers aanvraag
1. Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1985. Hij is burger van de Dominicaanse Republiek. Op 24 mei 2022 vraagt verzoeker om afgifte van een visum voor kort verblijf met als doel bezoek aan familie of vrienden. Op het aanvraagformulier waar extra informatie kan worden gegeven over het doel van het verblijf, vult verzoeker het volgende in:
“mijn vrouw en mijn dochter bezoeken om het proces voort te zetten door middel van een brief van de IND die aangeeft legaal in Nederland te zijn om het proces voort te zetten Chavez Vilchez”. [1]
Afwijzing aanvraag
2. De minister heeft de aanvraag tot verlening van een visum voor kort verblijf afgewezen, omdat verzoeker het doel en de omstandigheden van zijn voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond. [2] Verder heeft verzoeker niet aangetoond dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt om te voorzien in de kosten van het verblijf en terugreis. [3] Ook kan het voornemen van verzoeker om tijdig terug te keren kan dan ook niet worden vastgesteld. [4]
Standpunt verzoeker
3. Verzoeker voert aan dat de afwijzing onbegrijpelijk is omdat hij een minderjarige dochter heeft in Nederland. Ook is hij getrouwd met de moeder van zijn dochter. Volgens verzoeker gaan de argumenten van de minister niet op omdat het om een aanvraag op grond van het Chavez-Vilchez arrest [5] gaat.
Oordeel van de voorzieningenrechter
Goede procesorde
4. De voorzieningenrechter heeft na de zitting op 9 maart 2023 nadere stukken ontvangen van verzoeker. Deze stukken zijn per e-mail verstuurd op 8 maart 2023 om 23:35. De voorzieningenrechter heeft geen kennis kunnen nemen van voorgenoemde stukken voor de zitting. Tijdens de zitting is er ook geen melding gemaakt dat er stukken zijn verstuurd. De minister heeft niet op deze stukken kunnen reageren. Dit alles maakt dat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter strijd is met de goede procesorde. De nadere stukken worden daarom buiten beschouwing gelaten.
Voorlopige voorziening
5. De voorzieningenrechter beoordeelt bij een verzoek tot voorlopige voorziening hangende een bezwaarprocedure of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemprocedure niet. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
6. De voorzieningenrechter overweegt verder dat verzoeker met zijn verzoek om een voorlopige voorziening beoogt dat de minister wordt opgedragen hem in het bezit te stellen van een visum. Het verstrekken van een visum heeft feitelijk geen voorlopig karakter, omdat verzoeker hiermee Nederland zal kunnen inreizen en daarmee de feitelijke situatie ontstaat die verzoeker met zijn visumaanvraag heeft beoogd, terwijl de minister nog niet op het bezwaar heeft beslist. De gevolgen van toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening zijn daarom onomkeerbaar. De voorzieningenrechter wijst erop dat om die reden alleen in zeer bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat om een dergelijk verzoek om voorlopige voorzieningen toe te wijzen. Daarvoor is alleen aanleiding in die gevallen waarin de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek in verhouding tot het belang van de minister bij het handhaven van de afwijzing van de aanvraag zo onevenredig zijn, dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht.
Spoedeisend belang
7. Volgens verzoeker is er sprake van spoedeisend belang omdat hij en zijn dochter zo spoedig mogelijk weer samen moeten zijn. Dit blijkt ook uit de vele reizen die zijn dochter naar de Dominicaanse Republiek heeft gemaakt om haar vader te zien. Verder licht verzoeker toe dat zijn dochter ook op dit moment bij hem is omdat zij hem niet langer kon missen, terwijl zij naar school in Nederland zou moeten gaan. Dit geeft volgens verzoeker de noodzaak om samen te zijn aan. De huidige situatie, dat zij gescheiden van elkaar leven, is onhoudbaar.
8. De rechtbank vindt het begrijpelijk dat verzoeker en zijn dochter de wens hebben om samen te zijn, maar dat maakt op zichzelf niet dat er op dit moment sprake is van spoedeisend belang. Uit de stukken en de toelichting van verzoeker op zitting volgt dat zijn dochter, samen met haar moeder (tevens de echtgenote van verzoeker), al sinds april 2017 in Nederland verblijft. Niet is gebleken dat er sprake is van een objectieve reden waardoor verzoeker of zijn dochter zich nu – na al die jaren - in een onhoudbare situatie bevinden waaraan acuut een einde moet worden gemaakt. Dat zijn dochter zich genoodzaakt voelt om op dit moment bij haar vader te verblijven, maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van spoedeisend belang.
Evident onrechtmatig
9. Omdat verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit van de minister evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het de minister ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven.
10. De minister heeft verzoekers visumaanvraag opgevat als een aanvraag tot verlening van een regulier visum kort verblijf op grond van de Visumcode. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden zoals vermeld in overweging 2, en meer in het bijzonder dat er sprake is van vestigingsgevaar.
11. Tussen partijen is wel in geschil de vraag of de minister de aanvraag van verzoeker had moeten opvatten als een aanvraag facilitair visum Chavez-Vilchez en of die aanvraag had moeten worden toegewezen.
12. Verzoeker heeft namelijk in zijn aanvraag met het formulier visum kort verblijf uitdrukkelijk aangegeven dat hij zijn vrouw en zijn dochter wil bezoeken in verband met het proces Chavez-Vilchez (punt 24 van het formulier). Bij de visumaanvraag zit ook een brief van 18 mei 2022 van een maatschappelijk werker waarin wordt aangegeven dat de echtgenote van verzoeker en de moeder van zijn dochter vanaf 2003 tot en met 2009 in Nederland heeft gewoond, daarna weer in de Dominicaanse Republiek, en vervolgens vanaf 2017 weer in Nederland met haar 4 kinderen. Eén van de kinderen heeft ze samen met verzoeker. De andere kinderen zien hem ook als vader.
13. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter had de minister, gezien het gestelde in overweging 12, de aanvraag moeten opvatten als een aanvraag voor een faciliterend visum Chavez-Vilchez. Dit te meer nu onweersproken is gesteld dat er geen apart aanvraagformulier bestaat om een faciliterend visum aan te vragen. De minister heeft daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte niet beoordeeld of verzoeker in aanmerking komt voor een dergelijk visum, en zal dat dan ook in de lopende bezwaar procedure alsnog moeten doen.
14. Dit maakt echter niet dat de verzochte voorlopige voorziening toch zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat de minister ter zitting heeft gesteld dat verzoeker zijn stelling dat er sprake is van meer dan marginale zorg- en opvoedtaken die leiden tot een daadwerkelijke afhankelijkheid tussen de hem en zijn Nederlandse dochter, amper heeft onderbouwd. Dit terwijl het in eerste instantie aan verzoeker is om dit aannemelijk te maken. [6] De voorzieningenrechter volgt vooralsnog de minister daar in. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om op voorhand vast te kunnen stellen dat het aannemelijk is dat er is voldaan aan de voorwaarden van het arrest Chavez-Vilchez. De voorlopige voorzieningenrechter is dit eens te temeer van oordeel nu ter zitting is gebleken dat verzoeker nog een verzoek om een faciliterend visum op grond van Chavez-Vilchez heeft gedaan en dat die aanvraag op 14 februari 2023 door de minister is afgewezen..
Belangenafweging
15. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit weliswaar naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op de verkeerde grondslag is genomen (criteria visum kort verblijf) maar dat niet evident is dat de aanvraag - wanneer deze opgevat wordt als een aanvraag voor een facilitair visum Chavez- Vilchez - had moeten worden toegewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verder niet gebleken van bijzondere omstandigheden die maken dat, ondanks dat de gevolgen van een toewijzing van het verzoek onomkeerbaar zijn, het verzoek moet worden toegewezen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter dan ook geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker geen gelijk krijgt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te bepalen dat de minister het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Door de rechtbank vertaald met behulp van Google Translate.
2.artikel 32, onder a, sub ii van de Visumcode.
3.artikel 32, onder a, sub iii van de Visumcode.
4.artikel 32, onder b van de Visumcode.
5.arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017 inzake Chavez-Vilchez, ECLI:EU:C:2017:354.
6.Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:790.