ECLI:NL:RBDHA:2023:7498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
22/7254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergoeding voor toevoeging van advocaat en de beoordeling van rechtsbelangen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023, is het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de vergoeding voor de toevoeging van een advocaat door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. De intrekking vond plaats op 23 februari 2022, na een steekproefcontrole die aantoonde dat de advieswerkzaamheden onder een andere toevoeging vielen. Eiseres stelde dat er sprake was van verschillende rechtsbelangen, maar de rechtbank oordeelde dat beide toevoegingen betrekking hadden op dezelfde schulden die voortkwamen uit het huwelijk van de rechtszoekende. De rechtbank merkte op dat de wetgeving toestaat dat een toevoeging kan worden geweigerd als de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang waarvoor al een eerdere toevoeging is afgegeven. Aangezien er geen diversiteit aan procedures was, werd de conclusie getrokken dat de intrekking van de vergoeding terecht was. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het griffierecht niet teruggegeven zou worden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7254

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. P. de Koning)

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2022 heeft verweerder de vergoeding voor de toevoeging van een advocaat bij eiseres ingetrokken.
Bij besluit van 3 oktober 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 3 mei 2023 via een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.
Door een advocaat van eiseres is op 1 mei 2020 om een tweetal toevoegingen gevraagd. De toevoeging [toevoeging 1] is gevraagd voor het voeren van verweer tegen de vordering van [naam]. De toevoeging [toevoeging 2] is gevraagd in verband met een regresvordering die de rechtszoekende heeft op zijn ex-partner. Beide toevoegingen zijn in eerste instantie verstrekt.
2. Eiseres heeft met verweerder een High Trust-convenant gesloten. Hierin is tussen partijen overeengekomen dat de toevoegingsaanvragen en declaraties steekproefsgewijs achteraf worden gecontroleerd. Verweerder heeft op 23 februari 2022 de vergoeding met het kenmerk [toevoeging 1] ingetrokken nadat uit een steekproefcontrole was gebleken dat de advieswerkzaamheden al vallen onder het bereik van de toevoeging met het kenmerk [toevoeging 2]. Beiden hebben hetzelfde rechtsbelang.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is van mening dat er in dit geval weldegelijk sprake is van verschillende rechtsbelangen. Verweerder is er namelijk onterecht vanuit gegaan dat beide toevoegingen zien op schulden die afkomstig zijn uit het huwelijk van rechtszoekende. De toevoeging met het kenmerk [toevoeging 2] is aangevraagd om rechtzoekende bij te staan vanwege een regresvordering op zijn ex-partner. Deze toevoeging ziet dus inderdaad op de huwelijke schulden. De toevoeging met het kenmerk [toevoeging 3] is echter aangevraagd voor een geschil met [naam]. Bij deze toevoeging gaat het om een onterechte vordering op rechtszoekende waarbij niet de ex-partner maar [naam] de wederpartij is. Deze vordering ziet op schulden die pas na de echtscheiding zijn ontstaan en valt dan ook buiten de huwelijkse schulden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is er sprake van een zelfde rechtsbelang?
4. De rechtbank merkt op dat door de hoogste bestuursrechter is bepaald dat verweerder de toevoeging kan weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging. Dit kan alleen anders zijn als er sprake is van behandeling van een procedure in meer dan één instantie. [1]
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de toevoeging met het kenmerk [toevoeging 1] betrekking heeft op een rechtsbelang waarvan eiseres aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een andere toevoeging. Beide toevoegingen zijn aangevraagd met het doel de schulden die afkomstig zijn uit het huwelijk van rechtszoekende op te lossen. Dat bij de toevoeging [toevoeging 1] op een later moment is gebleken dat het niet gaat om schulden afkomstig uit het huwelijk maakt het doel van de aanvraag niet anders. Het doel én beoogd eindresultaat van de rechtsbijstand is in beide gevallen gelijk, namelijk het oplossen van de schulden afkomstig uit het huwelijk. Het bovenstaande blijkt ook uit het dossier. uit de specificatie van de vordering van [naam] volgt dat de hoofdsom 8.380,13 is. Dit bedrag is gelijk aan een van de schulden uit het huwelijk namelijk het ABN AMRO flexibel krediet. Deze vordering is door eiser meegenomen in de dagvaarding in de zaak [toevoeging 2] en is duidelijk geplaatst bij de schulden uit het huwelijk.
4.2.
Nu er sprake is van hetzelfde rechtsbelang kan er alleen nog een tweede toevoeging worden verstrekt als er sprake is van een diversiteit aan procedures. Volgens de werkinstructie bereik kan daar alleen sprake van zijn als op de eerder afgegeven toevoeging een procedure is gevoerd en als op de gevraagde toevoeging daadwerkelijk een procedure bij een andere instantie wordt gevoerd. In zowel [toevoeging 2] en [toevoeging 1] is alleen advies gegeven, het is niet tot een procedure gekomen. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat er geen sprake is van een diversiteit aan procedures.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1141.