In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiseres tegen de intrekking van de vergoeding voor een toevoeging door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had eerder meerdere toevoegingen aangevraagd voor geschillen met betrekking tot een minderjarig kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toevoeging die door verweerder was ingetrokken, had moeten worden aangewend voor een procedure waarvoor eerder een toevoeging was verstrekt. Eiseres had een High Trust-convenant gesloten met verweerder, waarin was overeengekomen dat toevoegingsaanvragen en declaraties steekproefsgewijs zouden worden gecontroleerd. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had gesteld dat de intrekking van de vergoeding terecht was, omdat er sprake was van een zelfde rechtsbelang. Eiseres had geen geslaagd beroep kunnen doen op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezeggingen waren gedaan over de betrokken toevoegingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kreeg het griffierecht niet terug.