ECLI:NL:RBDHA:2023:7497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
22/7268
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen intrekking vergoeding toevoeging in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiseres tegen de intrekking van de vergoeding voor een toevoeging door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had eerder meerdere toevoegingen aangevraagd voor geschillen met betrekking tot een minderjarig kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toevoeging die door verweerder was ingetrokken, had moeten worden aangewend voor een procedure waarvoor eerder een toevoeging was verstrekt. Eiseres had een High Trust-convenant gesloten met verweerder, waarin was overeengekomen dat toevoegingsaanvragen en declaraties steekproefsgewijs zouden worden gecontroleerd. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had gesteld dat de intrekking van de vergoeding terecht was, omdat er sprake was van een zelfde rechtsbelang. Eiseres had geen geslaagd beroep kunnen doen op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezeggingen waren gedaan over de betrokken toevoegingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kreeg het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7268

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[eisere], uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand.

(gemachtigde: mr. P. de Koning)

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2022 heeft verweerder de vergoeding voor de toevoeging van eiseres ingetrokken.
Bij besluit van 3 oktober 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 3 mei 2023 via een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.
Door een advocaat van eiseres zijn meerdere toevoegingen aangevraagd voor geschillen ziende op een minderjarig kind van de rechtszoekende. De volgende toevoegingen zijn aan eiser verstrekt:
- op 23 mei 2018 is een toevoeging ([toevoeging 1]) verstrekt voor het indienen van een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met de minderjarige. De wederpartij was mevrouw [naam]. De zaak is geëindigd door een beschikking van de rechtbank van 21 september 2020;
- op 17 januari 2020 is een toevoeging ([toevoeging 2]) verstrekt voor het indienen van een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling. De wederpartij was de jeugdbescherming. Er zijn in deze zaak 6 uur advieswerkzaamheden gedeclareerd.
- op 20 juli 2020 is een toevoeging ([toevoeging 3]) verstrekt voor het indienen van een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling. De wederpartij was mevrouw [naam]. De zaak is geëindigd door een beschikking van de rechtbank van 21 september 2020;
- op 1 augustus 2020 is een toevoeging ([toevoeging 4]) verstrekt voor het voeren van verweer tegen de wijziging van het hoofdverblijf. De wederpartij is de jeugdbescherming. De zaak is geëindigd door een beschikking van de rechtbank van 21 september 2020;
- op 12 november 2020 is een toevoeging ([toevoeging 5]) verstrekt voor het voeren van verweer inzake het gezag door de pleegouders. De zaak is geëindigd door een beschikking van de rechtbank van 21 september 2020.
De toevoegingen [toevoeging 1], [toevoeging 3], [toevoeging 4] en [toevoeging 5] zijn door verweerder in samenhang vastgesteld en zijn uiteindelijk ook gezamenlijk op een zitting behandeld.
2. Eiseres heeft met verweerder een High Trust-convenant gesloten. Hierin is tussen partijen overeengekomen dat de toevoegingsaanvragen en declaraties steekproefsgewijs achteraf worden gecontroleerd. Verweerder heeft op 23 februari 2022 de vergoeding met het kenmerk [toevoeging 2] ingetrokken nadat uit een steekproefcontrole was gebleken dat de toevoeging had moeten worden aangewend voor de procedure waarvoor de toevoeging met het kenmerk [toevoeging 4] is verstrekt.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Op 12 augustus 2020 heeft eiser aan verweerder verzocht om de toevoeging [toevoeging 3] in te trekken omdat er voor dat rechtsbelang al een toevoeging zou zijn verstrekt. Eiseres heeft op 28 augustus 2020 voor de zekerheid nog contact opgenomen met de helpdesk van verweerder. Door een helpdeskmedewerker is aangegeven dat het niet nodig was om de toevoeging in te trekken omdat er wel sprake was van een afzonderlijk rechtsbelang. Eiseres heeft daarop verzocht om de toevoeging weer te laten herleven. Eiseres mag vertrouwen op de informatie van de helpdesk en kon er dan ook gerechtvaardigd van uitgaan dat het er sprake was van een afzonderlijk rechtsbelang.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is er sprake van een zelfde rechtsbelang?
4. De rechtbank merkt op dat door de hoogste bestuursrechter is bepaald dat verweerder de toevoeging kan weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging. Dit kan alleen anders zijn als er sprake is van behandeling van een procedure in meer dan één instantie. [1]
4.1.
De toevoeging ziet in beide gevallen op rechtsbijstand om te komen tot een goede regeling ten aan zien van het minderjarige kind. Het doel én beoogd eindresultaat van de rechtsbijstand is in beide gevallen gelijk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de toevoeging met het kenmerk [toevoeging 2] betrekking heeft op een rechtsbelang waarvan eiseres aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een andere toevoeging.
4.2.
Nu er sprake is van hetzelfde rechtsbelang kan er alleen nog een tweede toevoeging worden verstrekt als er sprake is van een diversiteit aan procedures. Volgens de werkinstructie bereik kan daar alleen sprake van zijn als op de eerder afgegeven toevoeging een procedure is gevoerd en als op de gevraagde toevoeging daadwerkelijk een procedure bij een andere instantie wordt gevoerd. Daar is in deze zaak geen sprake van. Alleen bij de toevoeging [toevoeging 4] is sprake van een procedure. Bij de toevoeging [toevoeging 6] het bij advieswerkzaamheden gebleven.
4.3.
De verwijzing naar de telefoonnotie van 28 augustus 2020 maakt het bovenstaande niet anders. De telefoonnotitie gaat over de toevoeging met het kenmerk [toevoeging 3]. Over die zaak is door de helpdesk inderdaad aangegeven dat er sprake is van een ander rechtsbelang. Er is tijdens dit gesprek echter niks gezegd over de toevoegingen [toevoeging 2] of [toevoeging 4]. Nu nergens uit blijkt dat er toezeggingen zijn gedaan over de toevoegingen [toevoeging 2] en [toevoeging 4] kan eiseres geen geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1141.