ECLI:NL:RBDHA:2023:7495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
22/4769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden wegens onvoldoende betrouwbaarheid van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als beveiliger, en de korpschef van politie, die de toestemming voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden door de eiser heeft ingetrokken. De intrekking vond plaats op basis van een incident waarbij de eiser op 3 januari 2022 onder invloed van alcohol werd aangetroffen in zijn auto, die in een berm stond. De politie constateerde dat de eiser verward was, en er werden lege bierblikjes in de auto aangetroffen. De eiser heeft verklaard dat hij in de sloot was gevallen en dat hij niet van plan was om onder invloed te rijden, maar de rechtbank oordeelde dat de korpschef in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de eiser onvoldoende betrouwbaar was voor de functie van beveiliger.

De rechtbank heeft overwogen dat de korpschef beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van personen in de beveiligingsbranche. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef de intrekking van de toestemming heeft gebaseerd op feiten die de betrouwbaarheid van de eiser in twijfel trokken, waaronder het gedrag van de eiser tegenover de politie en de tegenstrijdige verklaringen die hij heeft afgelegd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de belangen van de veiligheid in de beveiligingsbranche zwaarder wegen dan het persoonlijke belang van de eiser om zijn werk te kunnen blijven uitoefenen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking van de toestemming door de korpschef standhoudt. De eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de hoge eisen die aan de betrouwbaarheid en integriteit van medewerkers in de beveiligingssector worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.G. Eckhardt),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Breenen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] B.V. uit [vestigingsplaats] (werkgever).

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan [derde-partij] B.V. verleende toestemming om beveiligingswerkzaamheden door eiser te laten verrichten, ingetrokken.
Bij besluit van 30 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De werkgever van eiser heeft een reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is aan de zijde van verweerder [naam 1] verschenen. Namens de werkgever is [naam 2] verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 19 april 2019 heeft verweerder aan de werkgever van eiser toestemming verleend om beveiligingswerkzaamheden door eiser te laten verrichten. Verweerder heeft die toestemming ingetrokken, omdat eiser onvoldoende betrouwbaar voor de functie als beveiliger wordt geacht.
2. Verweerder heeft aan de intrekking van de toestemming ten grondslag gelegd dat uit politiegegevens blijkt dat eiser op 3 januari 2022 als bestuurder van een personenauto is gecontroleerd, omdat hij in zijn auto in een berm werd aangetroffen. Zowel de auto als eiser zaten onder de modder. Volgens de processen-verbaal van de verbalisanten zat eiser achter het stuur en keek verward om zich heen, naast hem lagen een aantal lege bierblikjes. Geëmotioneerd gaf eiser aan de verbalisanten te kennen dat hij daar, onderweg naar zijn werk, twee uur eerder was aangekomen en de auto langs de kant van de weg had gezet om een sigaret te roken. Eiser is toen in de sloot gevallen en heeft naar eigen zeggen twee uur lang in de sloot gevochten voor zijn leven. Uiteindelijk is het gelukt om uit de sloot te klimmen. Kort daarna zijn de politieambtenaren gekomen. Deze verbalisanten zagen dat eiser onvast ter been was, bloeddoorlopen ogen had en met dubbele tong sprak. Naar aanleiding van een ademanalyse voor alcohol is eiser aangehouden. In verband met onderkoeling van eiser is hij met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Na aandringen heeft eiser meegewerkt aan een bloedonderzoek. Hierbij is een gehalte van 2,71 milligram ethanol per milliliter bloed vastgesteld. De grenswaarde voor alcohol is 0,5 milligram ethanol per milliliter bloed. Eiser wordt ervan verdacht te hebben gereden onder invloed van alcohol. Daarbij heeft eiser recalcitrant gedrag vertoond tegenover de verbalisanten. Gelet daarop acht verweerder eiser onvoldoende betrouwbaar voor het verrichten ven beveiligingswerkzaamheden. Het belang van een goede en betrouwbare veiligheidsbranche, dat met de weigering wordt gediend, weegt volgens verweerder zwaarder dan het persoonlijke belang van eiser bij het kunnen blijven uitoefenen van zijn werk als beveiliger.
Relevante wet- en regelgeving.
3. Toestemming voor het tewerkstellen van een persoon bij een beveiligingsorganisatie wordt ingevolge artikel 7, vierde en vijfde lid, van de Wpbr [1] ingetrokken indien die persoon niet beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid die nodig zijn voor het te verrichten werk.
In paragraaf 3.3 van de Bpbr 2019 [2] is opgenomen dat de toestemming aan een beveiligingsorganisatie of recherchebureau om personen te werk stellen, zoals bedoeld in artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de wet wordt onthouden indien bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid blijkt van:
a. veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken;
b. andere omtrent de aanvrager bekende feiten.
Ad b. (andere omtrent de aanvrager bekende feiten)
De toestemming kan ook worden geweigerd wanneer op grond van andere omtrent betrokkene bekende en relevante feiten kan worden aangenomen dat deze onvoldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau werkzaamheden te verrichten dan wel onvoldoende betrouwbaar is om de belangen van de veiligheidszorg of de goede naam van de bedrijfstak niet te schaden. Dit zal met name -maar niet uitsluitend- het geval zijn wanneer betrokkene er blijk van heeft gegeven rechtsregels naast zich neer te leggen waarvan de overtreding kan worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde.
Wat vindt eiser?
4. Eiser ontkent dat hij onder invloed van alcohol een motorvoertuig heeft bestuurd. Ook ontkent hij dat hij op weg was naar zijn werk, omdat hij zich voor zijn dienst bij het COA had afgemeld. Eiser is langs de weg gestopt en heeft daar alcohol gedronken. Hij was niet van plan om onder invloed van alcohol verder te gaan rijden, maar om zich te laten ophalen. Het is daarbij disproportioneel om op grond van één incident de toestemming in te trekken. Verder wijst eiser erop dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan van de beleidsregels had moeten worden afgeweken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling of iemand voldoende betrouwbaar is. Aan medewerkers in de beveiligingsbranche mogen, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen worden gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat verweerder als beoordelingsmaatstaf mag hanteren dat de betrouwbaarheid en integriteit van medewerkers boven iedere twijfel verheven dienen te zijn. [3]
6. In paragraaf 3.3 van de Bpbr 2019 is opgenomen dat ook opgemaakte processenverbaal ertoe kunnen leiden dat betrokkene onvoldoende betrouwbaar of geschikt wordt geacht om voor een beveiligingsorganisatie of recherchebureau te werken. Uiteraard is daarbij van belang dat tegen betrokkene nog altijd een serieuze verdenking (of bedenking) bestaat.
7. Door eiser wordt niet betwist dat hij alcohol had gedronken toen de verbalisanten hem in zijn auto hebben aangetroffen. In het proces-verbaal van 3 januari 2022 staat dat in de auto een aantal blikken bier lagen en dat eiser tegenover de ambulancemedewerkers heeft verklaard dat hij een paar biertjes had gedronken voor hij van huis wegreed. Verder heeft verweerder de plek waar eiser in zijn auto is aangetroffen bij de beoordeling kunnen betrekken, namelijk in de berm van een provinciale weg. Eiser heeft tijdens de hoorzitting in bezwaar verklaard dat er geen fietspad was. Uit foto’s blijkt echter dat er wel een fietspad was aan de andere kant van de weg dan waar eiser zijn auto heeft neergezet. Van een bestuurder van een voertuig mag worden verwacht deze neer te zetten op een daarvoor zo veilig mogelijke plek. Eiser heeft geen verklaring kunnen geven waarom hij dit niet heeft gedaan, terwijl hij stelt zijn auto bewust aan de kant van de weg te hebben gezet om te roken en te drinken. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eiser ervan mogen verdenken onder invloed van alcohol een voertuig te hebben bestuurd. Met dit feit heeft eiser zichzelf, andere weggebruikers en goederen in gevaar gebracht, terwijl het bewaken van de veiligheid van personen en goederen juist één van de kernwaarden is van een beveiliger.
8. Voorts heeft verweerder het gedrag van eiser tegenover de verbalisanten en zijn weigering mee te werken aan een bloedonderzoek bij de beoordeling mogen betrekken. In het proces-verbaal staat dat eiser zich recalcitrant gedroeg, erg respectloos was en alle medewerking aanvankelijk weigerde, omdat hij het onzin vond. Tijdens het bloedonderzoek was eiser erg verontwaardigd en moest diverse keren in toom worden gehouden. Verder heeft eiser tijdens de hoorzitting in bezwaar verklaard geen vertrouwen meer te hebben in de politie. Ook heeft hij verklaard de volgende dag voor een ander beveiligingsbedrijf te gaan werken, ook al heeft hij geen toestemming. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gedragingen van eiser naar hun aard niet passen bij het ambt van een beveiliger, waarvan wordt verwacht dat hij een samenwerkingspartner is voor de politie en zich, ook in een privé-situatie, onthoudt van recalcitrant gedrag en agressie, in het bijzonder tegenover politieambtenaren.
9. Verweerder heeft er verder op gewezen dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Tijdens het verhoor heeft eiser verklaard dat hij op weg was naar zijn werk, terwijl hij tijdens de hoorzitting heeft verklaard al twee jaar in de ziektewet te zitten. Tijdens de hoorzitting heeft eiser verder verklaard dat hij een fles drank in de auto heeft leeggedronken, terwijl in de auto alleen blikjes bier zijn aangetroffen. Verweerder heeft gelet op dit alles zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de betrouwbaarheid en integriteit van eiser niet boven iedere twijfel verheven is. Voor zover de gemachtigde van eiser ter zitting heeft verklaard dat de zaak door het Openbaar Ministerie is geseponeerd wegens onvoldoende bewijs, overweegt de rechtbank dat dit niet tot een ander oordeel leidt, aangezien binnen het bestuursrecht andere bewijsregels gelden dan in het strafrecht, dat het oogmerk van het strafrecht niet gelijk is aan dat van de bestuursrechtelijke regeling en dat het bestuursorgaan daarin zelf een afweging dient te maken.
10. Verweerder heeft voorts in redelijkheid het algemene belang van een goede en betrouwbare veiligheidsbranche zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van eiser bij het kunnen blijven uitoefenen van zijn werk als beveiliger. De door eiser gestelde omstandigheden van het geval en dat hij jarenlang zonder problemen als beveiliger heeft gewerkt, maakt dat niet anders.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.
2.Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019.
3.Zie onder meer de uitspraak van 22 februari 2023 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), ECLI:NL:RVS:2023:730.