ECLI:NL:RBDHA:2023:7495
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden wegens onvoldoende betrouwbaarheid van de eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als beveiliger, en de korpschef van politie, die de toestemming voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden door de eiser heeft ingetrokken. De intrekking vond plaats op basis van een incident waarbij de eiser op 3 januari 2022 onder invloed van alcohol werd aangetroffen in zijn auto, die in een berm stond. De politie constateerde dat de eiser verward was, en er werden lege bierblikjes in de auto aangetroffen. De eiser heeft verklaard dat hij in de sloot was gevallen en dat hij niet van plan was om onder invloed te rijden, maar de rechtbank oordeelde dat de korpschef in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de eiser onvoldoende betrouwbaar was voor de functie van beveiliger.
De rechtbank heeft overwogen dat de korpschef beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van personen in de beveiligingsbranche. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef de intrekking van de toestemming heeft gebaseerd op feiten die de betrouwbaarheid van de eiser in twijfel trokken, waaronder het gedrag van de eiser tegenover de politie en de tegenstrijdige verklaringen die hij heeft afgelegd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de belangen van de veiligheid in de beveiligingsbranche zwaarder wegen dan het persoonlijke belang van de eiser om zijn werk te kunnen blijven uitoefenen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de intrekking van de toestemming door de korpschef standhoudt. De eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de hoge eisen die aan de betrouwbaarheid en integriteit van medewerkers in de beveiligingssector worden gesteld.