In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 mei 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had op 9 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot verblijf (mvv) in het kader van verblijf als familie- en gezinslid op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen had beslist, en dat de termijn met drie maanden was verlengd zonder dat er een besluit was genomen. Eiser had de staatssecretaris op 18 oktober 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, maar de staatssecretaris had niet tijdig gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twaalf weken opgelegd waarbinnen de staatssecretaris alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.