8.2Eiser heeft hier in een brief van 8 mei 2023 op gereageerd.
Het oordeel van de rechtbank over WBV 2022/22
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw en dat verweerder met toepassing van deze bepaling bij WBV 2022/22 rechtsgeldig de wettelijke beslistermijn met negen maanden heeft verlengd. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen. Dat doet zij aan de hand van een aantal deelonderwerpen, waarbij zal worden ingegaan op wat partijen hebben aangevoerd.
Was er sprake van een verhoogde instroom?
10. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat geen sprake is van een (onverwachte) hogere instroom dan geraamd. Uit cijfers van de IND, zoals die in het hoger beroepschrift zijn opgenomen, blijkt dat in de Meerjaren Productie Prognose (MPP) van september 2021 nog werd uitgegaan van een totale asielinstroomvoor 2022 van 34.370, maar dat deze prognose in februari 2022 is bijgesteld naar 41.500 aanvragenen in september 2022 is bijgesteld naar 48.200 aanvragen.Daarmee was op dat moment al sprake van een trend die, bij doorzetting, tot een flink hogere jaarinstroom zou leiden dan in eerste instantie werd verwacht. Het totaal aantal van 47.911 in 2022 ingediende aanvragen komt nagenoeg overeen met deze laatste prognose. Dat, zoals eiser stelt, verweerder ten onrechte is uitgegaan van zijn eigen MPP omdat deze prognoses vaak niet uitkomen wegens
onvoorspelbare (politieke en economische) omstandigheden, zoals ook blijkt uit de feitelijke ontwikkelingen van die cijfers, leidt niet tot en ander oordeel. Eiser heeft niet onderbouwd dat er andere, door verweerder genegeerde, prognoses beschikbaar waren die de ontwikkelingen in instroomcijfers beter voorspelden.
Moet er sprake zijn van een ‘piek’ in de instroom?
11. Het betoog van eiser dat de hogere instroom van asielzoekers vanaf de tweede helft van 2021 geen rechtvaardiging is voor de verlenging van de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw, omdat dit artikel eist dat sprake is van een groot aantal
tegelijkingediende aanvragen en dus van een piek in de instroom, terwijl daarvan in de huidige situatie geen sprake is, slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de Procedurerichtlijn, waar deze bepaling op is gebaseerd, niet dat alleen bij een piek de beslistermijnen kunnen worden verlengd. Het gaat volgens artikel 31, derde lid, van de Procedurerichtlijn om de situatie dat de zorgvuldigheid van de beoordeling van de aanvragen vanwege een grote stijging in de werklast in het gedrang komt. Uit considerans 18 en artikel 31, tweede lid, van de Procedurerichtlijn kan worden afgeleid dat asielaanvragen in de eerste plaats behoorlijk en volledig moeten worden behandeld en daarna pas snel. In de Procedurerichtlijn wordt de duur van die behandeling wel begrensd tot 21 maanden.De lezing van eiser zou betekenen dat een sterke stijging van de instroom over een wat langere periode, zonder dat de instroom op enig moment tijdens die periode weer ‘inzakt’, geen aanleiding zou kunnen vormen voor een verlenging van de beslistermijn op deze grond. Maar ook een dergelijke verhoging van de instroom kan leiden tot een grote stijging in de werklast, waardoor de zorgvuldigheid van de beoordeling van de aanvragen in het gedrang komt. De rechtbank volgt de lezing van eiser daarom niet.
Oekraïners, Afghanen, Dublin-claimanten en Syriërs
12. Verweerder heeft in de toelichting op het WBV onder andere gewezen op de komst van Oekraïners en Afghanen en naar de opname van Dublinclaimanten in de Nederlandse procedure omdat zij, vanwege covid, niet konden worden overgedragen aan de lidstaten die verantwoordelijk waren voor deze asielaanvragen. Dat heeft, naast de hogere instroom van asielzoekers van andere nationaliteiten, geleid tot een dusdanig grote belasting voor de personele capaciteit van de IND dat het niet mogelijk was om binnen zes maanden zorgvuldig op de aanvragen te beslissen. Verweerder heeft in het hoger beroepschrift benadrukt dat de benoemde groepen niet uitsluitend of hoofzakelijk hebben geleid tot de verhoogde instroom, maar dat deze slechts medeoorzaak zijn en als zodanig en ter illustratie in het WBV zijn genoemd.