ECLI:NL:RBDHA:2023:7427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
NL23.11775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van biseksuele gerichtheid en deugdelijkheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Senegalese vreemdeling, zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die oordeelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiser had in zijn aanvraag gesteld dat hij niet kon terugkeren naar Senegal vanwege de algemene veiligheidsituatie en zijn biseksualiteit. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 4 mei 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag deugdelijk had gemotiveerd. De rechtbank stelde vast dat Senegal als een veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een medisch onderzoek naar de geschiktheid van eiser om gehoord te worden noodzakelijk maakten. Eiser had verklaard dat hij psychische problemen had, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om aan te nemen dat hij niet in staat was om zijn verklaringen af te leggen.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eiser over zijn biseksualiteit ongeloofwaardig waren. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over wanneer hij zich voor het eerst aangetrokken voelde tot mannen en had onvoldoende inzicht gegeven in zijn gevoelens en ervaringen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om ambtshalve te beoordelen of eiser in aanmerking kwam voor uitstel van vertrek vanwege gezondheidsproblemen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11775

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

ProcesverloopBij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H.C. de Man. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging vooraf aan deze zaak?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1990 en de Senegalese nationaliteit te bezitten. Hij verblijft als vreemdeling in Nederland en heeft op 19 november 2021 een eerste asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij niet kan terugkeren naar Senegal vanwege de algemene (veiligheids)situatie, specifiek het gebied Casamance.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Senegal een veilig land van herkomst is en niet gebleken is dat in eisers geval hier niet van uit kan worden gegaan. [1] Dit besluit staat in rechte vast.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft op 10 mei 2022 een opvolgende asielaanvraag ingediend en daaraan ten grondslag gelegd dat hij niet kan terugkeren naar Senegal, omdat hij biseksueel is.
4. Verweerder heeft deze opvolgende asielaanvraag kennelijk ongegrond verklaard, omdat de aanvraag niet niet-ontvankelijk is verklaard. [2] Verweerder vindt eisers verklaringen over zijn biseksuele gerichtheid ongeloofwaardig.
Waarom is eiser het niet eens met verweerder?
5. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte zijn verklaringen over zijn biseksuele gerichtheid ongeloofwaardig vindt. Verweerder heeft daarbij te weinig rekening gehouden met de omstandigheid dat hij bij het verklaren last had van psychische en lichamelijke belemmeringen. [3] Zo is eiser niet gewend om over zijn gerichtheid te praten door schaamte en angst en blijkt uit medische stukken dat hij psychische problemen heeft. Dit blijkt ook uit het gehoor, omdat uit het rapport blijkt dat er sprake was van miscommunicatie. Meerdere keren moesten vragen opnieuw geformuleerd worden omdat eiser deze niet begreep en bij de nabespreking van het gehoor bleken de nuances die eiser had aangebracht te ontbreken. Het lag op verweerders weg om nader onderzoek te verrichten naar de vraag of eiser in staat was om gehoord te worden. Verweerder werpt eiser daarom ten onrechte tegen dat hij vaag en oppervlakkig heeft verklaard.
Daarnaast heeft hij wel degelijk duidelijk verklaard over het moment waarop hij zich realiseerde dat hij ook op mannen viel, namelijk in Italië, en is het gebrek aan details over zijn gevoelens te verklaren omdat deze gevoelens nieuw voor hem zijn en hij deze nog aan het onderzoeken is. Daarbij richt hij zich vooral op Nederland en niet zozeer op Senegal, behalve dan dat het daar niet wordt geaccepteerd en strafbaar is. Ook heeft hij voldoende gedetailleerd verklaard over zijn relatie met [naam] en hoe deze relatie zich heeft ontwikkeld. Verder betwist hij dat hij de bijeenkomsten van LHBTI-organisaties enkel heeft bijgewoond om meer te weten te komen over seks. In dit kader meldt hij in beroep dat hij is uitgenodigd voor een bijeenkomst van 27 mei 2023 van COC Midden-Nederland. Tot slot had verweerder op basis van de overgelegde medische stukken uitstel van vertrek moeten verlenen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vermogen om te verklaren
6. Wanneer verweerder een aanvraag vermoedelijk kennelijk ongegrond zal verklaren omdat de vreemdeling uit een veilig land van herkomst komt, biedt verweerder de vreemdeling geen medisch onderzoek aan. [4] Verweerder beoordeelt wel voorafgaand aan of tijdens het onderzoek naar de asielaanvraag, of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft en als de vreemdeling die behoeft, wordt de vreemdeling gedurende het onderzoek passende steun geboden. [5] Dit betekent volgens rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat de medewerkers van de IND steeds alert zijn of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft. [6] Als informatie over de vreemdeling of het gedrag of uitlatingen van de vreemdeling voorafgaand of tijdens het gehoor daar aanleiding toe geven, moet alsnog een medisch advies worden gevraagd. Als die aanleiding er niet is, dan geldt dit in beginsel als vaststelling dat de vreemdeling geen bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Desondanks moet verweerder tijdens de behandeling van de asielaanvraag steeds in de gaten blijven houden of de vreemdeling toch behoefte heeft aan bijzondere procedurele waarborgen.
7. De rechtbank stelt voorop dat in rechte vaststaat dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Dit maakt dat verweerder voorafgaand aan het horen geen medisch onderzoek hoefde aan te bieden. [7] De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag ook niet volgt dat het noodzakelijk was om het gehoor af te breken voor een medisch onderzoek. Eiser heeft aan het begin van het gehoor de vraag of hij in staat was te worden gehoord bevestigend beantwoord en vervolgens meerdere keren aangegeven dat het goed met hem ging. Verweerder heeft ook meerdere pauzes ingelast. Verder blijkt uit het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag ook niet van gedragingen of uitlatingen die medisch onderzoek noodzakelijk maakten. Tot slot zijn er door eiser ook geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij door lichamelijke of psychische problemen niet in staat was om te verklaren. Het enkele gegeven dat hij psychische hulp heeft gezocht is hiervoor onvoldoende. Ook is niet gebleken dat zijn gehoorproblemen zijn vermogen om te verklaren hebben belemmerd.
8. Ook mocht verweerder van eiser, gelet op zijn referentiekader, gedetailleerde en concrete verklaringen verwachten. Eiser is naar de middelbare school geweest en heeft een aantal jaren gewerkt bij een bedrijf dat geldtransacties verwerkte. Daar komt bij dat hij 27 jaar was toen hij zich voor het eerst aangetrokken voelde tot mannen. Dat hij angst en schaamtegevoelens had, is onvoldoende om van eiser geen gedetailleerde en concrete verklaringen te verwachten. In dit kader vindt de rechtbank het van belang dat uit het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag volgt dat verweerder eiser heeft medegedeeld dat wat besproken wordt vertrouwelijk wordt behandeld, het van belang is om zo volledig mogelijk te verklaren en dat eiser is gevraagd om het te melden als hij moeite heeft met (bepaalde) vragen. Daar komt bij dat verweerder bij een asielaanvraag waarbij de vreemdeling stelt niet terug te kunnen vanwege zijn seksuele gerichtheid, steeds om verduidelijking, aanvullingen of bevestiging van gegeven antwoorden vraagt omdat een vreemdeling vanwege mogelijk aanwezige angst, schaamte of onwennigheid niet geneigd is om uitgebreid te verklaren over zijn seksuele gerichtheid en dit daarom wellicht niet uit zichzelf doet. [8] Uit het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag blijkt dat verweerder voldoende heeft doorgevraagd, vragen heeft herhaald en om nadere toelichting heeft gevraagd. Dat er sprake was van miscommunicatie en nuances van eiser die niet zijn terug te vinden in het rapport, is door eiser niet nader geconcretiseerd en/of onderbouwd, zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat.
9. Dit alles maakt dat verweerder zich in beginsel heeft kunnen baseren op de verklaringen van eiser die hij tijdens het gehoor opvolgende aanvraag heeft afgelegd.
Biseksuele gerichtheid
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt stelt dat eisers verklaringen over zijn biseksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn. Zo stelt verweerder terecht dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer hij voor het eerst besefte dat hij ook op mannen valt. Zo heeft eiser verklaard dat hij dit in Italië voor het eerst merkte, om ook te verklaren dat hij het altijd al wist maar bang was om het erover te hebben, om later te verklaren dat zijn gevoelens begonnen in Libië. Ook werpt verweerder eiser terecht tegen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer hij zijn biseksualiteit heeft geaccepteerd. Eiser heeft enerzijds verklaard dat hij dit in Italië heeft geaccepteerd om vervolgens te verklaren dat hij pas in Nederland zijn gevoelens voor mannen heeft geaccepteerd. Verweerder stelt ook niet ten onrechte dat eiser heeft nagelaten om inzicht te geven in zijn gevoelens voor mannen en zijn belevingswereld. Zo wordt niet duidelijk wat hem aanspreekt aan mannen in het algemeen en wat voor gevoelens mannen bij hem naar boven brengen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het feit dat in zijn land van herkomst biseksualiteit niet wordt geaccepteerd, van eiser verwacht mocht worden dat hij concrete verklaringen kon afleggen wat deze ontdekking met hem deed. Dat deze gevoelens nieuw zijn en hij deze nog aan het ontdekken is, maakt niet dat eiser zich kon beperken tot de verklaringen die hij heeft afgelegd. Van eiser mocht worden verwacht dat hij inzichtelijk zou maken wat het met hem zou doen als hij in Senegal geen uiting zou kunnen geven aan zijn gevoelens voor mannen. Ook heeft eiser nagelaten te concretiseren hoe de relatie met [naam] van een vriendschappelijke relatie overging naar een seksuele. De enkele verklaringen dat [naam] aan eiser liet merken dat hij eiser leuk vond en zijn hand op eisers knie legde, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Hoewel verweerder eisers bezoeken aan cafés en organisaties in eisers voordeel heeft meegewogen, heeft verweerder in redelijkheid kunnen vinden dat hieraan beperkt gewicht toekomt. Verweerder heeft in dit kader kunnen stellen dat eisers oriëntatie zich beperkt tot seks en niet is gericht op de positie van LHBTI’ers. Het lag op eisers weg om zijn verklaring dat hij bijeenkomsten van LHBTI-organisaties bezocht voor “seks en zo”, het “en zo” nader toe te lichten en te benoemen dat hij hierbij (ook) op zoek was naar meer informatie over biseksualiteit. Dat eiser is uitgenodigd voor een bijeenkomst op 27 mei 2023 van het COC, maakt dit niet anders.
Uitstel van vertrek
11. Verweerder is niet verplicht om ambtshalve te beoordelen of een vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel voor vertrek vanwege gezondheidsproblemen wanneer hij de aanvraag kennelijk ongegrond verklaart. [9] Dat eiser in behandeling is voor diverse gezondheidsklachten, maakt dit niet anders. Eiser kan hiervoor zelf een aanvraag indienen. [10]
Wat is de conclusie van de rechtbank?
12. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Verweerder heeft op goede gronden eisers opvolgende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
13. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000).
2.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, en artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
3.Uit de stukken die eiser in de bestuurlijke en beroepsprocedure heeft overgelegd blijkt dat hij diverse lichamelijke en psychische klachten heeft.
4.Zie artikel 3.109, vijfde lid, en artikel 3.109ca, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit (het Vb 2000).
5.Zie artikel 3.108b, van het Vb 2000.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1584, 3.2).
7.Zie de uitspraken van de Afdeling van 1 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:210, r.o. 6.4) en 7 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1584, r.o. 1 en 3.2).
8.Zie de uitspraak 12 augustus 2020 van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2020:1885, r.o. 6.2).
9.Zie artikel 6.1e, eerste en tweede lid, van het Vb 2000.
10.Zie de uitspraak van 3 mei 2019 van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2019:996, r.o. 3.4).