ECLI:NL:RBDHA:2023:7360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag op basis van internationale bescherming in Spanje

Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk, omdat de eiser internationale bescherming geniet in Spanje. Eiser, die Palestijns is en een zwangere vrouw in Nederland heeft, betoogde dat hij een sterkere band met Nederland heeft en dat de beslissing van de staatssecretaris onterecht was. Hij voerde aan dat het niet-ontvankelijk verklaren van zijn aanvraag en het onthouden van een vertrektermijn in strijd was met zijn rechten onder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had overwogen dat eiser een zodanige band met Spanje heeft dat het redelijk is om naar dat land terug te keren. De rechtbank stelde vast dat eiser sinds 15 januari 2019 internationale bescherming in Spanje geniet en dat de omstandigheden van zijn zwangere vrouw niet voldoende waren om de beslissing van de staatssecretaris te weerleggen. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser is om zijn rechten als statushouder in Spanje te realiseren en dat hij meer inspanningen moet verrichten om zijn situatie daar te verbeteren.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. R. de Mul, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9224

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

ProcesverloopBij besluit van 22 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en Palestijns te zijn. Op 3 maart 2023 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Spanje. [1]
2. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat het enkele feit dat hij internationale bescherming geniet in Spanje tot gevolg heeft dat sprake is van een zodanige band dat het voor hem redelijk is om naar Spanje te gaan. [2] Eiser stelt dat hij een sterkere band met Nederland heeft dan met Spanje. Zijn zwangere vrouw heeft een asielaanvraag in Nederland ingediend, daarom heeft zij hier rechtmatig verblijf. Het is voorzienbaar dat zij in Nederland blijft en bevalt. Eiser heeft verder geen sociale en economische binding met Spanje. Verweerder heeft deze omstandigheden ten onrechte niet bij zijn besluitvorming betrokken. [3] Er is daarom strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb. [4] Verder stelt eiser dat het niet-ontvankelijk verklaren van zijn aanvraag en het onthouden van een vertrektermijn een schending oplevert van artikel 7 en artikel 9 van het Handvest. [5] Hij wordt hierdoor namelijk van zijn zwangere vrouw gescheiden, terwijl zij eiser op dit moment nodig heeft. Voor zover verweerder stelt dat het op de weg ligt van eiser als statushouder in Spanje om zijn familie- en gezinsleven daar uit te oefenen, stelt eiser dat hij in Spanje geen inkomen en geen woning heeft, waardoor hij zijn vrouw in Spanje niets kan bieden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Verweerder kan een aanvraag niet-ontvankelijk verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, als een vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. Artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb bepaalt dat de aanvraag slechts niet-ontvankelijk wordt verklaard als de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. Bij de beoordeling daarvan worden op grond van het derde lid alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder de aard, duur en omstandigheden van het eerdere verblijf.
4. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser sinds 15 januari 2019 internationale bescherming in Spanje heeft. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling [6] dat alleen al om die reden is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb. [7] De door eiser aangevoerde omstandigheid dat hij een zwangere vrouw heeft die waarschijnlijk in Nederland blijft en bevalt, doet er niet aan af dat eiser een zodanige band met Spanje heeft dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. [8] Verweerder heeft zijn besluit dan ook voldoende gemotiveerd. De beroepsgrond faalt.
5. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Spanje zijn verplichtingen zal nakomen jegens personen die internationale bescherming in Spanje genieten. Verder wordt aangenomen dat eiser in Spanje kan klagen bij de autoriteiten en zich zo nodig tot de rechter kan wenden indien hij meent dat zijn rechten worden geschonden. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat eiser geen informatie heeft aangedragen om in het algemeen of in het geval van eiser anders te oordelen. Verweerder heeft er daarnaast terecht op gewezen dat het aan eiser is om zijn rechten als statushouder in Spanje te verwezenlijken en dat van eiser mag worden verwacht dat hij meer inspanningen verricht om in Spanje aan het werk te komen of om een bijstandsuitkering aan te vragen.
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag en het onthouden van een vertrektermijn een schending oplevert van artikel 7 en artikel 9 van het Handvest. De in artikel 7 gewaarborgde rechten corresponderen met de rechten die in artikel 8 van het EVRM [9] zijn neergelegd. Artikel 9 van het Handvest regelt het recht om te huwen en het recht om een gezin te stichten volgens nationale wetten die de uitoefening van deze rechten beheersen. Verweerder heeft hierover in zijn besluit allereerst opgemerkt dat eiser hiermee een beroep doet op reguliere verblijfsgronden en dat verweerder niet ambtshalve toetst of eiser in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning omdat de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard. [10] Verweerder wijst er voorts terecht op dat het aan eiser is om als statushouder in Spanje zijn recht op het uitoefenen van familie- en gezinsleven te verwezenlijken. Dit geldt uiteraard ook voor het stichten van een gezin. Het is niet gesteld of gebleken dat de Spaanse autoriteiten eiser hierin beletten, aldus verweerder. Eiser heeft in beroep volstaan met een verwijzing naar zijn leefomstandigheden in Spanje voordat hij naar Nederland kwam. Zoals hiervoor al is vastgesteld, mag van eiser worden verwacht dat hij meer inspanningen verricht om zijn situatie in Spanje te verbeteren.
7. De aanvraag is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
8. Op grond van artikel 62a, derde lid, van de Vw is verweerder dan gehouden een bevel uit te vaardigen, waarbij eiser werd opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet mogelijk is of voor hem en/of zijn echtgenote onevenredig bezwarend zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 3.106a, tweede lid, van de Vw.
3.In dat verband verwijst eiser naar artikel 3.106a, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 12 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:442 en 7 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2895.
8.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2895, r.o. 4.1.
9.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10.Dit volgt uit artikel 3.6a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.