ECLI:NL:RBDHA:2023:7315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
C/09/628899 / HA ZA 22-390
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten inzake voeging en inzage in octrooizaken met betrekking tot orchideeënkleuring

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft HE Licenties B.V. een incidentele vordering tot voeging en een incidentele vordering tot inzage ingediend. De rechtbank heeft op 26 april 2023 uitspraak gedaan in het incident. HE Licenties, eiseres in de hoofdzaak, heeft de gedaagden beschuldigd van onrechtmatig handelen met betrekking tot een cessie van vorderingen, die volgens haar de mogelijkheid om verhaal te bieden op haar vorderingen zou frustreren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen tot voeging en rolvoeging zijn afgewezen, omdat de eisen van een goede procesorde in het gedrang zouden komen. De rechtbank heeft echter de meer subsidiaire vordering tot aanhouding van de zaak toegewezen, zodat deze pas wordt behandeld nadat in de oudere procedure, die ook bij de rechtbank aanhangig is, een definitieve beslissing is genomen. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot inzage afgewezen, omdat HE Licenties niet voldoende rechtmatig belang heeft aangetoond voor de gevraagde inzage in de akte van cessie. De proceskosten in het inzage-incident zijn voor rekening van HE Licenties gesteld, omdat zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De zaak is aangehouden totdat er een beslissing is genomen in de oudere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/628899 / HA ZA 22-390
Vonnis in incident van 26 april 2023
in de zaak van
HE LICENTIES B.V.,
te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.G. van de Langemheen te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [plaats],
2.
[gedaagde 2],
te [plaats],
3.
[gedaagde 3],
te [plaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. A.E. Heezius te Amsterdam.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna HE Licenties worden genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak zullen gezamenlijk als [gedaagden] worden aangeduid en afzonderlijk als [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende verzoek tot (rol)voeging ex art. 220 jo 222 Rv [1] tevens houdende verzoek inzage ex art. 843a Rv van 6 april 2022;
  • de akte houdende overlegging producties van HE Licenties van 4 mei 2022, met producties EP01 t/m EP28;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot voeging (ex art. 222 Rv), tevens in het incident houdende verzoek inzage (ex art. 843a Rv) met overlegging van producties GP1 t/m GP4, met producties GP01 t/m GP04;
  • de akte houdende overlegging producties GP1 t/m GP4 van [gedaagden] (met dezelfde producties als al overgelegd bij het vorige processtuk).
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat er op de incidentele vorderingen wordt beslist door middel van een vonnis. De uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
HE Licenties vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. a) voor recht verklaart dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld jegens HE Licenties,
b)
primairvoor recht verklaart dat de cessie geen werking heeft jegens HE Licenties dan wel
subsidiairvoor recht verklaart dat de cessie van rechtswege nietig is dan wel
meer subsidiairde cessie vernietigt,
en
subsidiairen
meer subsidiairvoor recht verklaart dat de beslagen van HE Licenties ten laste van [gedaagde 3] op grond van de beschikking van 4 februari 2022 en gelegd op 9 en 16 februari 2022 doel hebben getroffen;
c) met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot vergoeding van de door HE Licenties geleden schade, nader op te maken bij staat;
d) met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure.
2.2.
HE Licenties legt aan deze vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag. HE Licenties is houdster van een Nederlands octrooi en een Europees octrooi, die beide betrekking hebben op een techniek om orchideeën te kleuren. HE Licenties heeft een bodemprocedure tegen [gedaagde 1], [gedaagde 3] en twee andere [bedrijf] (ook wel [bedrijf]) entiteiten aanhangig gemaakt vanwege gestelde inbreuk op haar octrooien. Deze bodemprocedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer 594589 / HA ZA 20-578 (hierna ook wel: de oudere procedure). HE Licenties stelt schade te hebben geleden door de gestelde inbreuk, reden waarom zij bij de voorzieningenrechter meermalen verlof heeft verzocht en verkregen voor het leggen van conservatoir verhaalsbeslag, onder andere bij Royal FloraHolland (hierna: RFH). RFH heeft op 18 februari 2022 aan HE Licenties laten weten dat “[bedrijf]” een beroep heeft gedaan op een akte van cessie van 12 januari 2022, waarin staat dat [gedaagde 3] al hetgeen zij te vorderen heeft van RFH gecedeerd heeft aan [gedaagde 2]. HE Licenties heeft vervolgens opnieuw verlof tot verhaals- en bewijsbeslag verzocht en op 2 maart 2022 verkregen. Uit de beslagstukken blijkt dat het bewijsbeslag tot veiligstelling van een kopie van de overeenkomst van cessie alleen onder [gedaagde 3] is gelegd. [gedaagde 2], [gedaagde 3] en hun bestuurder [gedaagde 1] hebben door mee te werken aan de cessie onrechtmatig gehandeld jegens HE Licenties omdat zij wisten of behoorden te weten dat [gedaagde 3] hierdoor niet langer verhaal zou bieden voor de vorderingen van HE Licenties dan wel zouden worden weggenomen onder de beslagen gelegd door HE Licenties. [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 1] hebben in ieder geval in strijd met een op hun rustende zorgvuldigheidsverplichting gehandeld.

3.Het geschil in het incident tot (rol)voeging

3.1.
HE Licenties vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • primair de hoofdzaak voegt met de oudere procedure;
  • subsidiair de hoofdzaak rolvoegt met de oudere procedure;
  • meer subsidiair: de hoofdzaak aanhoudt totdat in de oudere procedure is beslist,
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de kosten van dit incident, vermeerderd met nakosten en rente.
3.2.
HE Licenties legt aan deze vordering ten grondslag dat deze hoofdzaak zodanig verknocht is met de oudere procedure die bij deze rechtbank aanhangig is, dat doelmatigheid gediend is met gezamenlijke behandeling en berechting van beide zaken. Voor zover de gevorderde voeging wegens ontbreken van verknochtheid wordt afgewezen, is sprake van vereenzelviging, waardoor beide procedures over dezelfde kwestie gaan.
3.3.
[gedaagden] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het voegingsincident

4.1.
Uit art. 222 lid 1 Rv volgt dat voeging gevorderd kan worden wanneer voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn (litispendentie) of wanneer verknochte zaken aanhangig zijn (connexiteit). Van verknochtheid is sprake, wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de beide zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is.
4.2.
[gedaagden] heeft zich tegen de gevorderde voeging verweerd met de stelling dat een voeging in strijd is met de goede procesorde omdat het beginsel van hoor- en wederhoor (artikel 19 Rv) bij gezamenlijke behandeling in het gedrang komt en omdat verdere vertraging in de oudere procedure moet worden voorkomen (artikel 20 Rv).
4.3.
Partijen zijn in een langlopend conflict verwikkeld. De oudere procedure en de onderhavige procedure kennen als gevolg van dat conflict eenzelfde feitencomplex en zijn in zoverre verknocht aan elkaar. De rechtbank zal echter niet tot de gevorderde voeging dan wel rolvoeging overgaan vanwege de eisen van een goede procesorde. Zij licht dit als volgt toe.
4.4.
De oudere procedure betreft een octrooiprocedure, waarin zowel nietigheidsvraagstukken als inbreukvraagstukken aan de orde zijn. Voor de oudere procedure is een mondelinge behandeling gepland in het najaar van 2023. Tijdens deze mondelinge behandeling zal, vanwege de complexiteit van de grondslagen van de over en weer ingestelde vorderingen in de oudere procedure, weinig ruimte zijn om daarnaast ook in te gaan op de vorderingen en grondslagen in de onderhavige (jongere) procedure. Het geschil in deze jongere procedure vraagt bovendien om de expertise van een ándere kamer van deze rechtbank dan de expertise van de meervoudige octrooikamer die de oudere procedure zal behandelen.
4.5.
Het voorgaande brengt mee dat de primaire en subsidiaire vorderingen tot voeging of rolvoeging worden afgewezen. Dan resteert de meer subsidiaire vordering tot aanhouding van de zaak totdat in de oudere procedure is beslist. [gedaagden] heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht het, mede gelet op die referte, vanwege een goede proceseconomie wenselijk dat deze jongere procedure pas wordt behandeld als in de oudere procedure definitief is beslist, mede omdat de beslissing in de oudere procedure van invloed zou kunnen zijn op de onderhavige procedure. In zoverre is de meer subsidiaire vordering tot aanhouding van deze procedure wel toewijsbaar.
4.6.
Gelet op de gedeeltelijke referte door [gedaagden] en het feit dat partijen over en weer op niet-ondergeschikte punten in het ongelijk zijn gesteld, zal geen kostenveroordeling worden uitgesproken, maar zal de rechtbank bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.Het geschil in het inzage-incident

5.1.
HE Licenties vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde 3] gebiedt de akte van cessie van 12 januari 2022 integraal ter inzage aan HE Licenties beschikbaar te stellen binnen twee dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per uur met een maximum van € 250.000,-, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de kosten van dit incident, vermeerderd met nakosten en rente.
5.2.
HE Licenties legt aan deze vordering ten grondslag dat zij op grond van artikel 843a Rv recht heeft op en belang heeft bij inzage in de akte van cessie tussen [gedaagde 3] en [gedaagde 2], zodat zij kan vaststellen of deze tegen haar kan worden ingeroepen.
5.3.
[gedaagden] voert gemotiveerd verweer.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in het inzage-incident

6.1.
Voordat de rechtbank de vordering tot inzage inhoudelijk beoordeelt, zal zij ingaan op het door [gedaagden] opgeworpen formele punt. [gedaagden] stelt dat HE Licenties zich met het instellen van een inzage-vordering in de onderhavige procedure schuldig maakt aan misbruik van recht, omdat een gelijkluidende inzage-vordering eerder ook al is voorgelegd aan de voorzieningenrechter. De rechtbank gaat hier aan voorbij, alleen al omdat de vordering bij de voorzieningenrechter gericht was tegen [gedaagde 2], terwijl deze vordering is ingesteld tegen een andere [bedrijf]-entiteit, te weten [gedaagde 3].
6.2.
Om de inzage-vordering te kunnen toewijzen, vereist artikel 843a Rv onder meer dat HE Licenties daarbij een rechtmatig belang heeft. De rechtbank is van oordeel dat aan dit vereiste niet is voldaan en licht dat als volgt toe.
6.3.
HE Licenties heeft naar het oordeel van de rechtbank in het kader van de inzagevordering onvoldoende toegelicht waarom zij ter onderbouwing van haar stellingen over verhaalsfrustratie door [gedaagde 3], of het niet voldoen aan een zorgvuldigheidsnorm, verdere inzage in de akte van cessie nodig heeft. HE Licenties beschikt immers al over een uittreksel uit de akte van cessie waarin de belangrijkste elementen uit de akte van cessie zijn opgenomen. In randnummers 5.5. en 5.6. van het inleidende processtuk van HE Licenties stelt HE Licenties ter toelichting op haar inzage-vordering dat het maar de vraag is of de cessie tegen zakelijke voorwaarden is overeengekomen en dat er naar aanleiding van het uittreksel legitieme vragen zijn gerezen over de inhoud van de akte van cessie. Indien en voor zover HE Licenties met de inzage beoogt antwoorden te vergaren op de bij haar gerezen vragen, valt niet goed in te zien waarom de beantwoording daarvan nodig is voor onderbouwing van de verhaalsfrustratie. Daarmee heeft deze inzage-vordering meer het karakter van een
fishing expedition. Voor dat doel leent een dergelijke inzage zich echter niet. Dit brengt mee dat de gevorderde inzage alleen al vanwege het ontbreken van een rechtmatig belang aan de zijde van HE Licenties zal worden afgewezen.
6.4.
HE Licenties zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in het inzage-incident. De rechtbank begroot de proceskosten in het inzage-incident op € 598,- (1 punt overeenkomstig het per 1 februari 2023 geldende liquidatietarief, tarief II).

7.De beoordeling in de hoofdzaak

7.1.
Zoals hiervoor al is overwogen, zal deze zaak worden aangehouden totdat in de oudere procedure definitief is beslist.

8.De beslissing

De rechtbank
in het voegingsincident
8.1.
verwijst de zaak naar de parkeerrol totdat in de oudere procedure, bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer 594589/ HA ZA 20-578, definitief is beslist of die bodemprocedure is doorgehaald op de rol;
8.2.
bepaalt dat de meest gerede partij de zaak kan opbrengen voor voortprocederen op de continuatierol, indien aan een van de alternatieve voorwaarden beschreven in 8.1 is voldaan;
8.3.
compenseert de kosten, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
8.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in het inzage-incident
8.5.
wijst de gevorderde inzage af;
8.6.
veroordeelt HE Licenties in de kosten van de procedure in dit incident, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 598,-;
in de hoofdzaak
8.7.
houdt de zaak aan totdat in de oudere procedure definitief is beslist dan wel die procedure is doorgehaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering