ECLI:NL:RBDHA:2023:7309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
21/8137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting op basis van de Opiumwet wegens drugshandel en overlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet. Eiseres, een bewoner van de woning, had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van Delft, die op 16 april 2021 een last onder bestuursdwang had opgelegd tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden. Dit besluit volgde op een doorzoeking van de woning op 5 november 2020, waarbij aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne, waren aangetroffen. De burgemeester stelde dat de woning werd gebruikt als uitvalsbasis voor drugshandel, wat leidde tot overlast in de buurt.

Eiseres betwistte de sluiting en voerde aan dat deze maatregel niet passend was, omdat er geen drugs in de woning werden verkocht en dat onvoldoende rekening was gehouden met de belangen van haar minderjarige dochter. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden en dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. De rechtbank benadrukte dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in de woning een ernstige situatie vormde, die rechtvaardigde dat de woning voor een bepaalde periode gesloten werd.

De rechtbank concludeerde dat de sluiting van de woning evenredig was, gezien de ernst van de overtredingen en de overlast die deze veroorzaakten. De rechtbank wees erop dat de burgemeester bij de beslissing tot sluiting rekening had gehouden met de belangen van de betrokkenen, waaronder de minderjarige dochter van eiseres. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en kreeg zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H. Weisfelt),
en

De burgemeester van Delft

(gemachtigde: mr. P. de Man).

Procesverloop

In het besluit van 16 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd tot sluiting van de woning aan de [adres] [nummer] in [plaats] (hierna: de woning) voor de duur van drie maanden, ingaande op 22 april 2021 om 13:00 uur.
In het besluit van 4 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam], kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. In de woning van eiseres zijn tijdens een doorzoeking op 5 november 2020 MDMA, cocaïne en henneptoppen aangetroffen. Voorts zijn er meerdere meldingen van overlast en is uit onderzoek van de politie gebleken dat de woning wordt gebruikt als uitvalsbasis voor de handel in verdovende middelen, waarbij meerdere drugsdeals per dag plaatsvonden. Verweerder heeft daarom gelast de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. [1]
Wat vindt eiseres?
2. Eiseres betoogt dat de sluiting geen passende en effectieve maatregel is. Zij voert daartoe aan dat de herstelmaatregel gericht is op het herstellen van de openbare orde, maar dat de openbare orde niet in geding is. Er worden geen drugs in de woning verkocht. Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de minderjarige dochter van eiseres.
Relevante wet- en regelgeving.
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat in de woning van eiseres een handelsvoorraad aan drugs is aangetroffen en dat verweerder bevoegd is om handhavend op te treden.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
5. Uit jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [2] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
6. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet [3] is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning kan in ieder geval als een ernstig geval in deze zin worden aangemerkt. In beginsel zal bij een handelshoeveelheid harddrugs de noodzaak om tot sluiting over te gaan dan ook groter zijn dan bij softdrugs. [4]
7. In de woning is 8,2 gram MDMA, 3,4 gram cocaïne en 270,4 gram henneptoppen aangetroffen. Hiermee is de grens voor eigen gebruik van 0,5 gram harddrugs en 5 gram softdrugs ruimschoots overschreden. Er kan dan ook worden uitgegaan van een handelshoeveelheid (mede) bestemd voor de verkoop, aflevering of verstrekking en dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Voorts heeft verweerder erop gewezen dat uit de bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat de woning als uitvalsbasis werd gebruikt voor drugdeals en dat er overlastmeldingen uit de wijk waren. Verweerder heeft zich daarom, conform zijn beleid omtrent woningsluitingen, op het standpunt mogen stellen dat er sprake is van een ernstige situatie. Verweerder heeft de woningsluiting dan ook noodzakelijk en passend mogen achten om de rust in de directe omgeving van de woning te herstellen, verdere verstoring van de openbare orde en aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen en de woning aan de drugsketen te onttrekken. De stelling van eiseres dat er geen verstoring van de openbare orde heeft plaatsgevonden, wordt gelet op alleen al de overlastmeldingen niet gevolgd. Daarbij komt dat in de bestuurlijke rapportage staat dat de doorzoeking in de woning heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar een geweldsincident als gevolg van een conflict in de transactie van verdovende middelen. De verdachte was destijds de partner van eiseres en verbleef in de woning van eiseres. Voorts acht de rechtbank het tijdsverloop tussen de woningdoorzoeking en het primaire besluit nog onvoldoende om tot het oordeel te komen dat het pand niet langer in de belangstelling van het criminele circuit zou staan.
Is de sluiting van de woning evenredig?
8. Het is vaste rechtspraak [5] dat wanneer verweerder zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, hij zich ervan dient te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Inherent aan de sluiting van de woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid.
9. Verweerder dient gelet op de vereiste evenwichtigheid van de sluiting te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. Het is vaste rechtspraak dat ouders van minderjarige kinderen in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte, maar dat hierbij geldt dat de burgemeester zich dient te informeren over geschikte opvang. Daarbij moet hij kijken in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen. [6]
10. Verweerder heeft er op gewezen dat een melding is gedaan bij Veilig Thuis en dat ook de Jeugdbescherming is betrokken bij de dochter van eiseres. Ook heeft verweerder erop gewezen dat uit contact met de Jeugdbescherming is gebleken dat de dochter van eiseres bij haar vader verblijft, haar spullen naar zijn adres zijn verhuisd en dat de dochter op het adres van haar vader staat ingeschreven.
11. Ook anderszins acht de rechtbank de opgelegde sluiting niet onevenredig. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerder op grond van zijn beleid bevoegd was de woning voor de duur van zes maanden te sluiten. Verweerder heeft dit, rekening houdend met het tijdsverloop tot het voornemen tot sluiting, teruggebracht tot drie maanden.
12. Ten aanzien van het ter zitting naar voren gebrachte betoog dat de woningsluiting meer een straf is dan een herstelmaatregel, wijst de rechtbank op hetgeen de voorzieningenrechter hierover in haar uitspraak van 28 mei 2021 (SGR 21/3031) heeft overwogen. De rechtbank onderschrijft de overweging dat de woningsluiting niet kan worden gekwalificeerd als een criminal charge in de zin van artikel 6 van het EVRM. [7]
Conclusie.
13. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE

Opiumwet

Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Beleidsregel Artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal, Delft 2020

Belangenafweging.
(…).
Bij de afweging van de belangen van de bewoner tegenover de ernst van de situatie, geven onderstaande indicatoren richting. De indicatorenlijst bepaalt de ernst van de situatie en is niet limitatief. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.
Indicatoren:
1. De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Uit het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand mag het ernstige vermoeden worden ontleend, dat de daar aanwezige drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Uitgangspunt is dat bij de aanwezigheid van een handelsvoorraad sprake is van een ernstige situatie en tot sluiting kan worden overgegaan. Dit laatste gebeurt in ieder geval, indien sprake is van een handelsvoorraad harddrugs.
2. Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet.
3. De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht; het aantreffen van attributen, die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen.
4. Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.
5. Er is sprake van een of meer (vuur)wapen (s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.
6. Er is sprake van (een vermoeden van) witwassen.
7. Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij kan worden gedacht aan antecedenten in het kader van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling en bedreiging kunnen een rol spelen).
8. De woning ligt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk.
9. De mate van overlast, gevaar voor de omgeving en risico voor omwonenden.
10. Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt.
11. Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel.
12. Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren e.d.
Sluitingsduur
Ernstig geval
Bij de afweging van de belangen van gebruikers/bewoners en eigenaren tegenover de ernst van de situatie, zijn bovenstaande indicatoren van belang. Bij twee of meer indicatoren is sprake van een ernstig geval met een afwijkende minimale sluitingsduur.
Als er sprake is van een ernstig geval wordt gelast de woning voor minimaal 6 maanden te sluiten. Dit kan onder omstandigheden worden gematigd tot minimaal 3 maanden.
Minderjarigen
Indien er sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n) wordt melding bij Veilig Thuis gedaan. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op ongestoord woongenot) extra aandacht indien er kinderen bij betrokken zijn. Indien de situatie daartoe aanleiding geeft kan worden afgeweken van het gemeentelijke beleid door bij een eerste overtreding te volstaan met een waarschuwing.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1139.
3.Kamerstukken II 2005/06, 30 515, nr. 3, blz. 8 en Kamerstukken II 2006/07, 30 515, nr. 6, blz. 1 en 2.
4.Zie de uitspraak genoemd in voetnoot 2.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142.
6.Zie voetnoot 5.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.