ECLI:NL:RBDHA:2023:7286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
NL22.19712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning asiel na tijdsoverschrijding door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser op 2 maart 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Na het verstrijken van de beslistermijn heeft eiser op 9 september 2022 verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiser op 3 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 17 februari 2023 heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateert dat verweerder inmiddels een inhoudelijk besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. Hierdoor is de rechtbank van mening dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep wordt daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser, vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, het recht had om beroep in te stellen. Daarom heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met inachtneming van de geldende tarieven en wegingsfactoren. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19712

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Op 2 maart 2022 heeft eiser een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend.
Bij brief van 9 september 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld, omdat de beslistermijn is verstreken. Op 3 oktober 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Op 17 februari 2023 heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, Vw 2000.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De rechtbank stelt vast dat verweerder inmiddels een inhoudelijk besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Eiser heeft vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.