Overwegingen
1. Eiser stelt van Soedanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996.
2. Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is in 2014 gevlucht uit Zuid-Soedan vanwege de stammenoorlog in zijn stad. Eiser was bang gedood te worden door de autoriteiten of door één van de stammen. Eiser kon geen bescherming vinden van de autoriteiten, wel van de united mission kampen. Eiser wilde ook niet gerekruteerd worden door een van de strijdende partijen, die alle jongemannen wilde inzetten als soldaat. Eiser wilde niet vechten. Eiser vreest tevens voor zijn achterneven die bij de autoriteiten zitten en in 2017 zijn vader, oom en broer vermoord hebben omdat zij bij
de oppositie zaten. Eiser is begin 2014 naar Soedan gevlucht en heeft in Khartoem gewoond en heeft daar een gezin gesticht. Eiser heeft daar verbleven tot 2017. Toen heeft eiser Soedan verlaten om te gaan werken in Libië om zijn bruidsschat te kunnen betalen. Daarna is eiser naar Italië doorgereisd.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen vanwege de stammenoorlog in 2014; en
3. Problemen met familie in 2017.
De staatssecretaris heeft de relevante elementen ten aanzien van eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst en de problemen vanwege de stammenoorlog in 2014 geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft het overige relevante element dat gaat over de problemen met familie in 2017 ongeloofwaardig geacht. Omdat de geloofwaardig geachte elementen volgens de staatssecretaris er niet toe leiden dat eiser kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28-07-1951 (Vluchtelingenverdrag) en de verklaringen van eiser er niet toe leiden dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade heeft de staatssecretaris de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Problemen met familie in 2017
4. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het derde relevante element dat gaat over problemen met de familie in 2017 ongeloofwaardig is. Dat eiser nooit contact heeft gehad met zijn (achter)neven, maakt niet dat hij geen gevaar voor hen loopt. De neven van eiser hebben namelijk veel macht. Zij hebben zijn vader, broer en oom vermoord. Volgens eiser vormt dit een concrete aanwijzing dat ook hij vermoord zal worden. Zijn vader heeft geweigerd om zich aan te sluiten bij de regeringstroepen. Daarom staat de hele familie nu in de negatieve belangstelling. Er is geen enkel familielid achtergebleven. Eiser stelt dat bloedwraak een bekend fenomeen is in Zuid- Soedan. Het standpunt van de staatssecretaris dat er geen sprake is van bloedwraak omdat eiser na het incident zijn leven weer heeft kunnen oppakken en de achterneven hem niet benaderd hebben, is onredelijk en onjuist. Eiser heeft immers het land verlaten. Verder voert eiser aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij geen problemen heeft met zijn achterneven omdat hij door zijn neef [neef] is geholpen met zijn vlucht in 2014. Op dat moment was er nog geen conflict tussen de achterneven en de vader van eiser. Dat ontstond pas in 2017. Dat er verschillend is verklaard over het jaartal van het incident (2016/2017), heeft de staatssecretaris niet aan hem mogen tegenwerpen. In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor is aangegeven dat eiser zich had vergist en dat het 2017 in plaats van 2016 moest zijn. Ook is het niet juist dat eiser wisselend en niet concreet heeft verklaard over het conflict. In de zienswijze heeft eiser helder verklaard over het conflict. Eiser heeft verklaard dat door leden van de oppositie zijn neven zijn vermoord. Dit wordt alle oppositieleden en hun familie aangerekend. Eiser wijst tot slot naar de Werkinstructie 2014/10 en stelt dat de staatssecretaris zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat niet geverifieerd kan worden dat zijn broers niet terug
durven te keren. Eiser verwijst in dit verband ook naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam met NL21.21094.
5. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris een aantal punten die hij aan eiser in het bestreden besluit heeft tegengeworpen op de zitting heeft laten vallen. Zo wordt niet langer aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over het jaartal van het incident waarbij zijn vader is vermoord. De staatssecretaris erkent dat dit bij de correcties en aanvullingen is hersteld. Ook wordt niet langer tegengeworpen dat de familieproblemen ongeloofwaardig zijn omdat zijn neef [neef] hem heeft geholpen bij zijn vlucht. De staatssecretaris volgt dat de hulp van zijn neef in 2014 geschiedde, voordat het incident in 2017 plaatsvond. Verder wordt niet langer tegengeworpen dat eiser een leven en gezin heeft opgebouwd in zijn land van herkomst en daarom niet te vrezen heeft voor zijn achterneven. De staatssecretaris stelt dat dit een kennelijke misslag is geweest, omdat eiser een leven en gezin heeft opgebouwd in Soedan en niet in Zuid-Soedan.
6. Ondanks het feit dat de staatssecretaris op de zitting gezien het voorgaande meerdere tegenwerpingen heeft laten vallen en dat de staatssecretaris op andere punten zowel in het bestreden besluit, als op de zitting op punten een onzorgvuldige en slordige motivering heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relevante element dat gaat over de problemen met de familie in 2017 ongeloofwaardig is. De ten aanzien van dit element door eiser aangevoerde gronden leiden dan ook niet tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris aan zijn besluit ten grondslag heeft kunnen leggen dat eiser zich altijd buiten de strijd heeft gehouden en dat hij dus niet zoals zijn vader, oom en broer deel heeft genomen aan het conflict. Verder is niet duidelijk hoe eiser ervan overtuigd is dat zijn (achter)neven hem willen vermoorden. Eiser heeft namelijk geen contact met hen gehad en heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij geen concrete bewijzen heeft dat ze hem dood willen. Eiser heeft er alleen op gewezen dat er nog steeds sprake is van bloedwraak en dat ze hem daarom niet met rust zullen laten. De rechtbank is echter van oordeel dat van bloedwraak niet is gebleken. De enkele niet onderbouwde stelling van eiser dat bloedwraak een bekend fenomeen is in Zuid-Soedan is onvoldoende om aan te nemen dat eiser ook daadwerkelijk daarvoor te vrezen heeft. Op de zitting heeft de staatssecretaris afdoende toegelicht dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat er in het algemeen sprake is van bloedwraak in Zuid-Soedan. De enkele stelling van eiser op de zitting dat hij van andere gevluchte familieleden heeft gehoord dat zijn (achter)neven achter hem aan zitten, en dat ook zijn familieleden vanwege bloedwraak niet terug durven te keren naar Zuid-Soedan, maakt het voorgaande niet anders. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat deze stellingen niet onderbouwd zijn en dat zij niet te verifiëren zijn. De staatssecretaris heeft verder op de zitting toegelicht dat een en ander wel is meegewogen, maar niet afdoende is bevonden omdat het niet is onderbouwd. Dit is niet weersproken door eiser. Ook de stelling van eiser dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat omdat hij eerder een paar keer is opgepakt en zweepslagen heeft gekregen, maakt dit niet anders. Zoals eiser op de zitting heeft aangegeven, heeft hij hier in het nader gehoor wel over verklaard maar zag dit op de periode voorafgaande aan de stammenoorlog in 2014 en het incident in 2017 en heeft het daarmee geen enkele connectie. Verder heeft de staatssecretaris aan eiser mogen tegenwerpen dat hij tijdens het nader gehoor niet concreet heeft verklaard. Zo heeft eiser op
de vraag of hij bedreigd werd door zijn neven in Khartoem geantwoord dat de regering van Bashir aan de kant van de oppositie en niet aan de kant van de autoriteiten stond. Op de vraag of ze eiser willen vermoorden omdat hij tot de Nuer behoort of omdat hij niet aan de kant van de autoriteiten staat, heeft eiser geantwoord dat zijn broer, vader en oom mensen hebben vermoord van de autoriteiten en dat er daarom sprake is van wraak. Op de vraag wie ze vermoord hebben heeft eiser geantwoord dat hun grootvader dezelfde is, het zijn achterneven. Op de vraag of eiser kon uitleggen dat hij eerst met zijn achterneven samen vocht en toen die neven overstapten naar de autoriteiten, ze elkaar vermoorden, heeft eiser geantwoord dat er nog een aantal van hen zijn die in Ethiopië zitten net over de grens, en die durven ook niet terug te komen, want ze weten dat er geen verzoening is. De stelling van eiser op de zitting dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader en dat eiser daarom tijdens het nader gehoor soms een heel ander antwoord geeft dat niet aansluit op de vraag, maakt dat niet anders. Uit het medisch advies van MediFirst van 13 februari 2022 blijkt niet dat de staatssecretaris bij het afnemen van het nader gehoor van een bepaald referentiekader uit moest gaan en dit is verder door eiser ook niet onderbouwd. Bovendien worden de meeste vragen die aan eiser gesteld zijn en waarop hij een afwijkende verklaring heeft gegeven op meerdere momenten aan hem gesteld en heeft hij op andere momenten wel een helder antwoord op de vraag kunnen geven. Ook heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn neven. Zo heeft eiser verklaard dat er een aantal van zijn neven, die zijn vader, oom en broer gedood hebben, gedood zijn, en later dat deze neven nog leven. Al het voorgaande maakt dat de staatssecretaris het derde relevante element ongeloofwaardig heeft mogen vinden.
Problemen vanwege de stammenoorlog in 2014
8. Eiser voert aan dat het tweede relevante element zwaarwegend genoeg is voor verlening van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser vreest voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Hij behoort tot de Nuer stam. Om die reden zal hij vermoord worden als hij terugkeert naar zijn land van herkomst. Daarnaast meent eiser een reëel risico te lopen op ernstige schade wanneer hij terugkeert naar zijn land van herkomst. Hij kan niet de bescherming inroepen van de autoriteiten.
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw omdat er geen sprake is van een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Daarvoor is vereist dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging wegens een godsdienstige of politieke overtuiging of een nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij specifiek als Nuer te vrezen heeft voor problemen. Weliswaar is geloofwaardig dat er sprake was van een stammenstrijd, maar uit de verklaringen van eiser blijkt niet dat dit specifiek op alle Nuer gericht was. Eiser heeft immers verklaard dat veel Nuer zich aansloten bij de autoriteiten en daarmee heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk als Nuer te vrezen heeft voor de autoriteiten. Verder heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser ook niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt ernstige schade wanneer hij terugkeert naar Zuid-Soedan. De staatssecretaris wordt gevolgd in zijn standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de problemen
die hij heeft gehad als gevolg van de stammenoorlog in 2014 nog steeds voortduren en dat hij daar mee geconfronteerd zal worden bij terugkeer. De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiser die hij hierover heeft afgegeven algemeen mogen vinden. Daarbij heeft eiser op de zitting aangegeven dat de stammenoorlog onderscheiden moet worden van de latere afsplitsing binnen de Nuer stam waarbij zich een deel bij de autoriteiten heeft aangesloten en de gebeurtenis in 2017 waarbij zijn vader, oom en broer zijn vermoord en dat dat de aanleiding is geweest waarom hij vreest om gedood te worden bij terugkeer.
10. Eiser voert tot slot aan dat de algemene veiligheidssituatie in Zuid-Soedan zodanig slecht is dat hij door enkel daar aanwezig te zijn een reëel risico loopt op ernstige schade. Hij vreest daarom ook voor gedwongen rekrutering. Eiser verwijst naar een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 24 maart 2022 met 21 bijlagen. Daaruit blijkt volgens eiser dat in Zuid-Soedan een chaotische situatie heerst met veel geweld en willekeur, waarbij niet de bescherming van de autoriteiten kan worden ingeroepen.
11. De staatssecretaris heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat weliswaar uit de bronnen die eiser heeft overgelegd blijkt dat de algemene
veiligheidssituatie in Zuid-Soedan slecht is en aanleiding geeft tot zorgen, maar dat er op dit moment geen aanleiding is om aan te nemen dat er sprake is van een 15c-situatie zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn1. De staatssecretaris baseert zich op gegevens van UNMISS – Annual brief on violence affecting civilians January – december 2022 en stelt dat het aantal slachtoffers als gevolg van gewelddadige incidenten gericht op burgers is gedaald in 2021 ten opzichte van 2020. Weliswaar is het aantal toegenomen in 2022 in vergelijking met 2021 maar volgens de staatssecretaris is dit aantal nog steeds lager dan de eerste helft van 2020. Verder stelt de staatssecretaris dat, afgezet tegen het aantal inwoners in Zuid-Soedan, geen sprake is van aantallen die een duidelijke indicatie geven van een uitzonderlijke situatie waarbij een burger, louter door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De staatssecretaris vindt steun voor zijn standpunt in een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 8 februari 2023, die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is bevestigd op 3 april 20232. Daarin is geoordeeld dat er geen sprake is van een artikel 15c-situatie in Zuid- Soedan. Verder stelt de staatssecretaris dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor gedwongen rekrutering in Zuid-Soedan.
12. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 22 maart 20233 een kader uiteengezet, waaraan getoetst moet worden als een beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw wordt gedaan. Deze bepaling in de Vw biedt bescherming in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict zo hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger in het betrokken land alleen al door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op ernstige schade. Het gaat dan om 'the most extreme cases of general violence' als bedoeld in het arrest4 van het EHRM van 17 juli 2008. Zoals de Afdeling5 eerder heeft overwogen is bij de beoordeling of zo’n
1. Zie Richtlijn 2011/95/EU.
4 Zie N.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:0717JUD002590407.
uitzonderlijke situatie zich voordoet onder meer van belang of de bij het gewapend conflict betrokken partijen zich richten tegen burgers of vechten op een manier die het risico op willekeurige burgerslachtoffers vergroot, of de geweldpleging wijdverspreid is, of het gewapend conflict al dan niet beperkt is tot bepaalde gebieden, en ook hoeveel burgers slachtoffer zijn geworden van het geweld of als gevolg daarvan ontheemd zijn geraakt.
13. Het Hof van Justitie6 heeft daarnaast elementen genoemd die relevant zijn voor de beoordeling of sprake is van een uitzonderlijke situatie die valt onder artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Bij deze beoordeling moeten alle relevante omstandigheden globaal in aanmerking worden genomen. Specifiek wijst het Hof op de intensiteit van de gewapende confrontaties, het organisatieniveau van de betrokken strijdkrachten en de duur van het conflict, als ook andere elementen zoals de geografische omvang van het gebied waar het willekeurige geweld plaatsvindt, de daadwerkelijke bestemming van de verzoeker bij terugkeer en het antwoord op de vraag of de strijdende partijen ook opzettelijk geweld gebruiken tegen burgers.
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er op dit moment geen aanleiding is om aan te nemen dat er sprake is van een 15c- situatie zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Eiser heeft zich gebaseerd op een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 24 maart 2022 met 21 bijlagen. Hieruit zou onder andere blijken dat in Zuid-Soedan sprake is van een situatie waarin geweld normaal is geworden. Het geweld speelt zich af tussen burgers onderling, maar er is ook sprake van geweld van overheidsgroeperingen richting burgers. Het niveau van geweld in Zuid-Soedan kan vergeleken worden met een burgeroorlog. United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) heeft een oproep gedaan aan landen om Zuid-Soedanese onderdanen niet terug te laten keren. Verder zou er sprake zijn van gedwongen rekrutering. In het licht van wat eiser naar voren heeft gebracht heeft de staatssecretaris met de verwijzing naar de gegevens van UNMISS en de uitspraak van de rechtbank Rotterdam en de bevestiging van die uitspraak door de Afdeling, onvoldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van een 15c-situatie. Gelet op het kader, zoals vermeld in rechtsoverwegingen 12 en 13, is de toets ruimer dan alleen de vraag naar het aantal burgerslachtoffers als gevolg van gewelddadige incidenten. Daarbij komt dat sommige bronnen die eiser heeft aangehaald andere en meer recente informatie bevatten omdat zij van een latere periode zijn dan de bronnen in de zaak die bij deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, aan de orde kwamen. Eiser heeft met het overleggen van de brief van Vluchtelingenwerk Nederland veel bronnen aangehaald, maar deze zijn niet door de staatssecretaris inhoudelijk beoordeeld. Het standpunt van de staatssecretaris dat uit de bronnen blijkt dat de algemene veiligheidssituatie in Zuid-Sudan slecht is en aanleiding geeft tot zorgen, geeft daar in ieder geval onvoldoende blijk van. De verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Rotterdam en de uitspraak van de Afdeling maakt het voorgaande niet anders, nu de Afdeling geen inhoudelijke beoordeling heeft gemaakt ten aanzien van de vraag of sprake is van een 15c-situatie. Gelet op het voorgaande is er sprake van een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt.
6 Zie het arrest van 10 juni 2021, CF en DN tegen Bundesrepublik Deutschland, ECLI:EU:C:2021:472, punten 43 en 45.
15. Het beroep is gezien het gestelde in overwegingen 12 t/m 14 gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover het gaat over de beoordeling van de staatssecretaris die gaat over de 15c-situatie. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet voor dit onderdeel (de 15c situatie) geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De staatssecretaris zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
16. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).