In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 april 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 29 april 2022 en diende te worden verlengd vanwege aanhoudende zorgen over de emotionele veiligheid van de kinderen, veroorzaakt door een gebrek aan communicatie tussen de ouders en negatieve uitingen over elkaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de voortgang van de hulpverlening te waarborgen en om te zorgen voor een constructieve communicatie tussen de ouders.
De kinderrechter heeft ook de zorgregeling gewijzigd, waarbij [minderjarige02] nu één weekend per veertien dagen bij de vader verblijft, terwijl [minderjarige01] de bestaande regeling aanhoudt. De wijziging is ingegeven door de verschillende behoeften van de kinderen aan contact met beide ouders. De ouders hebben ingestemd met de voorgestelde wijzigingen, waarbij de moeder benadrukt dat zij de kinderen altijd de vrijheid geeft om meer contact met de vader te hebben indien gewenst. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken en de zorgregeling zo soepel mogelijk te laten verlopen, met de nadruk op het belang van de kinderen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.