ECLI:NL:RBDHA:2023:7202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
NL23.7278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft zijn beroep ingesteld omdat hij van mening is dat de opvangvoorzieningen in Spanje niet voldoen aan de vereisten van de Opvangrichtlijn en dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verplichtingen nakomen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat in zijn specifieke geval van dit beginsel afgeweken moet worden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7278
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.7279, op 11 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling hiervan. Nederland heeft bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat de opvangvoorzieningen niet op orde zijn in Spanje en dat deze niet voldoen aan de vereisten van artikel 17, tweede lid, van de Opvangrichtlijn. Hiertoe verwijst eiser naar het artikel van The Local van 15 oktober 2022: ‘
Spain violated migrant rights during border tragedy, ombudsman says’ en naar het AIDA-rapport, update 2021 paragraaf 1.1 en pagina’s 93 en 102. Uit het AIDA-rapport blijkt ook dat naast de toegang tot het opvangsysteem er ook belemmeringen zijn bij het opnieuw betreden van de asielprocedure gezien de aanhoudende algemene gebreken van het asielsysteem. Uit het artikel en het AIDA-rapport volgt volgens eiser dat de problemen in Spanje dermate structureel en ernstig zijn dat bij overdracht aan Spanje op voorhand moet worden geoordeeld dat sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest of
artikel 3 van het EVRM. Daarnaast is volgens eiser het claimakkoord onvoldoende om te concluderen dat er opvang zal zijn na overdracht aan Spanje. Gelet op de opvangproblemen en de persoonlijke ervaringen van eiser in Spanje dient verweerder een concrete en individuele garantie te vragen dat hij na overdracht daadwerkelijk tot de opvang wordt toegelaten.
3. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 8 juli 20211 en van 27 januari 20232. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
4. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er in zijn situatie niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. Het AIDA-rapport, update 2021 is door de Afdeling meegenomen in de uitspraak van 27 januari 2023. Het artikel van The Local gaat over de situatie in de Spaanse enclave in Melilla. Eiser heeft echter niet duidelijk gemaakt hoe de situatie in Melilla verband houdt met zijn situatie bij overdracht aan Spanje. Daarnaast heeft eiser geen asiel aangevraagd in Spanje. Hij heeft dus geen persoonlijke ervaringen met opvang als asielzoeker. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder een concrete en individuele garantie dient te vragen dat hij tot de opvang zal worden toegelaten. Spanje heeft met het claimakkoord gegarandeerd dat zij het asielverzoek van eiser inhoudelijk gaan behandelen en dat zij zich zullen houden aan de geldende Europese verplichtingen, ook die uit de Opvangrichtlijn. Eiser heeft geen
individuele bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder, ook al mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, een aanvullende garantie zou moeten vragen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.