ECLI:NL:RBDHA:2023:7114

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
22/7414
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing Woo-verzoek inzake projectontwikkeling Hoogstratenschool

In deze zaak heeft eiser op 24 juli 2022 een verzoek ingediend op grond van de Wet Open Overheid (Woo) om alle relevante documenten met betrekking tot de projectontwikkeling van de Hoogstratenschool. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft dit verzoek afgewezen, met de stelling dat de gevraagde documenten al eerder openbaar zijn gemaakt of niet in hun bezit zijn. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het besluit gehandhaafd. Eiser is vervolgens in beroep gegaan.

De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2023 behandeld. Eiser stelt dat er meer documenten moeten zijn dan de documenten die zijn verstrekt en dat de conceptversies van presentaties ook openbaar gemaakt moeten worden. De rechtbank overweegt dat het bestuursorgaan moet aantonen dat er voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan naar de gevraagde documenten. De rechtbank concludeert dat verweerder niet voldoende heeft onderbouwd waarom de conceptversies niet openbaar gemaakt kunnen worden en dat het Woo-verzoek niet beperkt had mogen worden tot alleen de definitieve versies.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de conceptversies in overweging moeten worden genomen. Eiser krijgt recht op een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7414

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: R.V. Lie-A-Lien),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

(gemachtigde: mr. P. Yildirim).

Procesverloop

Op 24 juli 2022 heeft eiser een verzoek gedaan op grond van de Wet Open Overheid. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Verweerder is met het besluit van 10 oktober 2022 op het bezwaar van eiser bij haar eerdere besluit gebleven. Eiser is in beroep gegaan.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

waar gaat de zaak over?
1. Op 24 juli 2022 heeft eiser een verzoek gedaan op grond van de Wet Open Overheid (hierna Woo). Met dit verzoek heeft hij gevraagd om alle relevante stukken over de projectontwikkeling (nieuwbouw) Hoogstratenschool. Meer specifiek heeft eiser gevraagd om de volgende documenten:
1) die stukken die door de gemeente onder embargo zijn verstrekt aan het Wijkberaad Bezuidenhout;
2) schetsen die inzicht geven hoe het kavel zal worden bebouwd;
3) rapporten met info over de gevolgen van nieuwbouw voor omgeving;
4) onderzoeken die de noodzaak van nieuwbouw (i.p.v. renovatie) aantonen;
5) documenten over het beoogde Kindcentrum van 2Samen en de noodzaak van nieuwbouw (i.p.v. renovatie) om invulling te geven aan een dergelijk Kindcentrum.
Verweerder heeft het Woo-verzoek afgewezen omdat de gevraagde documenten al eerder openbaar zijn gemaakt of omdat zij niet over de gevraagde documenten beschikt. Eiser is het niet eens met dit besluit.
Wat vindt verweerder?
2. Wat betreft de stelling van eiser dat er meer documenten moeten zijn dan bij het besluit verstrekt merkt verweerder het volgende op. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de stelling dat er niet meer documenten zijn dan wat is verstrekt bij het primaire besluit. Desondanks heeft verweerder in bezwaar nogmaals contact gezocht met de projectleider en die heeft aangegeven dat er in de bezwaarfase geen nieuwe documenten zijn ontvangen. Er zijn op dit moment ook nog geen concrete rapporten over het project beschikbaar. Het project bevindt zich nog in een indicatieve fase; gegevens als het exacte aantal woningen en de bouwhoogte staan dan ook nog niet vast.
2.1.
Verweerder stelt zich ook op het standpunt dat het niet zinvol is om ook de conceptversies van de presentaties te verstrekken. Het gaat namelijk om documenten die continu in ontwikkeling zijn. De teksten zijn daarom steeds bijgewerkt waardoor er meerdere conceptversies zijn met maar kleine verschillen. De uiteindelijke versies bevatten de voor eiser daadwerkelijk relevante informatie. Deze definitieve versies zijn al openbaar, de conceptversies voegen niks toe.
Wat vindt eiser?
3. Eiser stelt zich kort samengevat op het volgende standpunt. Het Woo-verzoek van eiser is onterecht afgewezen. Eiser is niet in het bezit van de presentatie aan het Wijkberaad Bezuidenhout op 21 februari 2022 en ook niet van de update die is verstrekt op 6 sept 2022 tijdens de informatieavond voor bewoners. Bij de laatste bijeenkomst is op panelen aanvullende informatie over het project getoond en toegelicht. Deze presentaties zijn niet voor een ieder openbaar gemaakt maar alleen aan een beperkte groep verstrekt. Verweerder had de presentaties dan ook aan eiser moeten verstrekken. Daarnaast heeft verweerder onterecht besloten om niet alle conceptversies van de presentaties openbaar te maken maar alleen de definitieve versies. Juist de conceptversies kunnen voor eiser nuttig zijn om een goed beeld te krijgen van de manier waarop de plannen van verweerder tot stand zijn gekomen. Ook zijn er helemaal geen documenten verstrekt die feiten, prognoses en gevolgen van bepaalde beleidsalternatieven bevatten. Dit is volgens eiser niet logisch. Het kan niet zo zijn dat er naast de presentaties helemaal geen relevante documenten zijn. Eiser wijst specifiek op een onderzoek dat verricht zou zijn naar het toevoegen van 34 sociale huurwoningen (doorbraakplan) en 21 betaalbare koopwoningen (voor starters). Het rapport van dit onderzoek is niet verstrekt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is de zoekslag volledig geweest?
4. De rechtbank overweegt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Het bestuursorgaan moet inzichtelijk maken dat voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan. [1] Hierbij hoort ook dat het bestuursorgaan moet onderzoeken of de gevraagde documenten (hebben) bestaan en bij hem hadden behoren te berusten. [2]
4.1.
Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de stelling van verweerder dat er ten tijde van het primaire besluit niet meer documenten beschikbaar waren dan de presentaties van 21 februari 2022 en 6 september 2022. De rechtbank zal dan ook alleen kijken naar de vraag of aannemelijk is dat de nieuwe zoekslag die verweerder heeft gemaakt naar documenten opgesteld in de bezwaarfase volledig is geweest. Volgens eiser ontbreken documenten die onder andere feiten, prognoses en beleidsalternatieven bevatten. De presentaties alleen zouden niet inzichtelijk maken wat de plannen van verweerder precies zijn. Verweerder heeft naar het oordeel van rechtbank voldoende duidelijk onderbouwd waarom er in de bezwaarfase niet meer documenten zijn aangetroffen. Het project bevindt zich nog in een voorfase. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat het aantal woningen dat wordt genoemd in de presentaties alleen nog een indicatief aantal betreft, hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de bouwhoogte. Op dit moment is ook nog niet duidelijk hoe het nieuwe schoolgebouw er exact uit gaat zien.
4.2.
Tijdens de zitting heeft eiser nog aangegeven eigenlijk een update te verwachten van alle nieuwe ontwikkelingen in het project. Het Woo-verzoek van eiser strekt niet zo ver dat verweerder verplicht is om onder dit verzoek ook elk nieuw document dat over dit project wordt opgesteld aan eiser te verstrekken.
Is verweerder verplicht de conceptversies van presentaties te verstrekken?
5. De rechtbank overweegt dat in beginsel niets in de weg staat aan een gedragslijn die bij de keuze tussen het openbaar maken van een conceptversie van een document of een definitieve versie daarvan, dicteert dat in beginsel de definitieve versie openbaar wordt gemaakt. Verweerder is ook niet gehouden om in alle gevallen naast de definitieve versie, ook alle conceptversies van een document openbaar te maken. Dit laat echter onverlet dat in zijn algemeenheid niet volgehouden kan worden dat conceptversies van documenten niet onder het bereik van de Woo kunnen vallen. Het kan immers in voorkomende gevallen nuttig zijn om kennis te nemen van de verschillen tussen concepten en de definitieve versie van een document. De vraag of een bestuursorgaan gehouden is conceptversies bij de beoordeling te betrekken hangt daarom met name af van de formulering van het Woo-verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder in dit geval niet volstaan met de verwijzing naar de definitieve versie zonder te bezien of de conceptversie al dan niet gedeeltelijk in aanmerking komt voor openbaarmaking voor een ieder op grond van de Woo. Hierbij is van belang dat uit het Woo-verzoek blijkt dat eiser alle relevante stukken over de projectontwikkeling Hoogstratenschool wil ontvangen en dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat er wel concept versies zijn. In dat licht mocht verweerder niet zomaar de reikwijdte van het Woo-verzoek beperken tot definitieve versies van de presentaties. Verweerder dient voor de conceptversies van de presentaties dan ook alsnog te beoordelen of de documenten in aanmerking komen voor (gedeeltelijke) openbaarmaking. [3]
Had verweerder de presentaties bij het besluit moeten meesturen?
6. De rechtbank merkt op dat de plicht tot openbaarmaking op grond van de Woo geen betrekking heeft op informatie die al openbaar is. Informatie moet wel openbaar zijn gemaakt aan een ieder om te gelden als openbaarmaking in de zin van de Woo.
6.1.
In dit geval zijn de presentaties gestuurd naar een zeer beperkte groep mensen, namelijk de leden van het Wijkberaad Bezuidenhout en de aanwezigen op de informatiebijeenkomst voor bewoners. De presentaties zijn niet eenvoudig zelf te downloaden maar kunnen alleen worden opgevraagd bij de contactpersoon van het project. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval dan ook geen sprake van openbaarmaking voor een ieder. [4] Inmiddels heeft verweerder dit ten opzichte van eiser hersteld door de twee presentaties en de informatie op de panelen alsnog aan eiser te verstrekken. De bewonerspresentatie en afbeeldingen van de panelen zijn echter pas bij de beslissing op bezwaar toegezonden en de presentatie voor het Wijkberaad pas in beroep. Dit brengt met zich mee dat het bezwaar van eiser op dit punt gegrond verklaard had moeten worden. Verweerder heeft dan ook onterecht geen kostenvergoeding toegekend bij het besluit op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

7. Omdat verweerder de conceptversies van de presentaties niet bij haar besluit heeft betrokken en geen kostenvergoeding en bezwaar heeft toegekend, is het beroep van eiser gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt verweerder op om binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij in beroep en bezwaar heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.868,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 597,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.868,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1223 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2022:1233).
2.zie de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, rov 4.1 en4.2, ECLI:NL:RVS:2021:1743 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2021:1743).
3.Zie de uitspraak van de rechtbank Den haag van 2 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9180l; en de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:19951 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3100. (https://uitspraken.rechtspraak.nl/)