ECLI:NL:RBDHA:2023:7063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
NL23.13469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en de beoordeling van medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Jemenitische nationaliteit. De maatregel is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. Tijdens de zitting op 10 mei 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest voor de Jemenitisch-Arabische taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser internationale bescherming geniet in Italië en dat de noodzakelijke documenten voor zijn terugkeer naar Italië beschikbaar zijn. De rechtbank overweegt dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert, en dat dit niet verder gemotiveerd hoeft te worden aan de hand van persoonlijke feiten en omstandigheden. Eiser heeft aangevoerd dat hij lijdt aan de ziekte van Addison en dat hij om gezondheidsredenen niet naar Italië kan terugkeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er geen omstandigheden zijn die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken. Eiser heeft toegang tot noodzakelijke medische zorg in het detentiecentrum, en er is niet gebleken dat hij detentieongeschikt is.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13469

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote, die ter zitting is beëdigd als tolk in de Jemenitisch-Arabische taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Jemenitische nationaliteit.
2. Uit de motivering van de maatregel en uit de overige stukken in het dossier volgt dat eiser internationale bescherming geniet in Italië. Verder volgt uit het dossier dat de voor de terugkeer naar Italië noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn, zodat verweerder op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw bevoegd was tot het opleggen van de maatregel.
3. Hierbij wordt aangenomen dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert. Dit rechtsvermoeden hoeft in beginsel niet aan de hand van persoonlijke feiten en omstandigheden te worden gemotiveerd. Dit laat onverlet dat eiser zwaarwegende feiten en omstandigheden kan stellen op grond waarvan verweerder van inbewaringstelling moet afzien, dan wel moet motiveren waarom eiser toch in bewaring moet blijven. [1]
4. Eiser voert aan dat hij de ziekte van Addison heeft. Hij stelt vanwege zijn gezondheid niet naar Italië te kunnen terugkeren. Een medische behandeling in Italië is niet voorhanden en om die reden heeft hij tot op heden geen medewerking verleend om naar Italië te vertrekken. Gelet op deze persoonlijke omstandigheden had verweerder moeten afzien van de maatregel.
5. In de door eiser gevoerde verblijfsrechtelijke procedures is vastgesteld dat eiser kan terugkeren naar Italië. [2] Daarbij is zijn medische situatie en de beschikbaarheid van medische behandeling in Italië betrokken. In dit beroep ligt de vraag voor of eiser met het oog op die terugkeer in bewaring mag worden gesteld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat voor die terugkeer met een lichter middel kan worden volstaan. Eiser stelt immers niet terug te kunnen gaan naar Italië. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken. Niet is gebleken dat eiser vanwege zijn gezondheid detentieongeschikt is. Zoals verder is gemotiveerd in de maatregel heeft eiser in het detentiecentrum toegang tot de voor hem noodzakelijke medische zorg. Uit wat eiser heeft aangevoerd volgt dan ook niet dat verweerder van het opleggen van de maatregel had moeten afzien, dan wel dat hij de noodzaak van de maatregel verder had moeten onderbouwen.
6. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 7 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:667.
2.Uitspraken van de rechtbank van 25 januari 2021 (NL20.21414), 14 september 2021 (NL21.13227) en 7 maart 2021 (NL23.3472).