ECLI:NL:RBDHA:2023:703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
NL22.3295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met problemen met cultgroepen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser, geboren in 1998, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De eiser stelt dat hij problemen heeft gehad met twee cultgroepen in Nigeria, maar de rechtbank heeft de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig bevonden. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen op basis van de bevindingen van Bureau Documenten, die concludeerden dat de overgelegde documenten niet authentiek zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen, ondanks het overleggen van een overlijdensakte van zijn vader en verklaringen van familieleden. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch. Wesenbeek).

ProcesverloopBij besluit van 31 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende documenten overgelegd.
Verweerder heeft hierop bij brief van 11 mei 2022 gereageerd en verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep om een echtheidsonderzoek bij Bureau Documenten op te starten naar de overgelegde documenten.
De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding toegewezen.
Op 4 oktober 2022 heeft verweerder de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 5 september 2022 overgelegd en een nadere reactie ingebracht.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is A.K. Umar verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1998 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Aan zijn aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in april/mei 2014 na een gedwongen initiatieritueel lid is geworden van de [beweging 1]. Eiser heeft zich aan zijn lidmaatschap onttrokken. Toen de [beweging 1] hierachter kwam, hebben leden van de groep eiser thuis opgezocht. In mei 2015 heeft eiser zijn huis verlaten en is bij zijn oom gaan wonen. Leden van de [beweging 1] zijn in juni 2015 opnieuw naar het ouderlijk huis van eiser gegaan en hebben de vader van eiser gedood. In juli/augustus 2015 zijn zij ook naar de woning van de oom van eiser gegaan. Eiser en zijn oom zijn naar het politiebureau gevlucht en na twee dagen terug naar huis gekeerd. Omstreeks 23 oktober 2015 zijn er gevechten uitgebroken tussen de [beweging 1] en de [beweging 2]. Eiser wordt vanwege zijn lidmaatschap van de [beweging 1] door de [beweging 2] gezocht. De [beweging 2] hebben een foto van eiser verspreid in het gebied. Dit heeft ertoe geleid dat eiser zijn land heeft verlaten.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Daarentegen heeft verweerder ongeloofwaardig gevonden dat eiser problemen heeft gehad met de [beweging 1] en dat hij door de [beweging 2] gezocht wordt vanwege zijn lidmaatschap van de [beweging 1]. Volgens verweerder kan eiser dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling [3] en heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade loopt.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat hij wel geloofwaardig heeft verklaard en verwijst naar zijn zienswijze. Aan de zienswijze en de daarin gegeven plausibele verklaringen voor de tegenwerpingen in het voornemen is verweerder ongemotiveerd voorbijgegaan. Eiser wijst verder op het tijdsverloop sinds de gebeurtenissen als een mogelijke verklaring voor het geven van vage en summiere verklaringen. Verweerder heeft dit ten onrechte niet onderkend. Eiser meent dat verweerder hem niet had mogen tegenwerpen dat de ingebrachte politierapporten slechts kopieën zijn die op verzoek zijn afgegeven. Dit doet er niet aan af dat verweerder deze stukken op hun merites moet beoordelen. Bovendien beschikt eiser nu wel over de originele documenten. Ter nadere onderbouwing van zijn problemen overlegt eiser de overlijdensakte van zijn vader en een affidavit van zijn zus en van zijn oom. Eiser verwijst ook naar algemene informatie over cultgroepen in Nigeria. [4] Eiser betoogt verder dat Nigeria in zijn algemeenheid, vanwege de oplaaiende strijd tussen groepen die strijden voor onafhankelijkheid en de autoriteiten, niet veilig is en dat hij hierom bij terugkeer een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [5] loopt. [6] Tot slot beroept eiser zich op ernstige gezondheidsklachten en betoogt hij, onder verwijzing naar een compleet patiëntdossier [7] , een brief van zijn huisarts [8] en een afspraakbrief bij de praktijkondersteuner GGZ [9] , dat uitstel van vertrek moet worden verleend. In Nigeria zijn de benodigde medicatie en medische voorzieningen voor hem niet beschikbaar. [10]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Overgelegde documenten
4. De rechtbank overweegt dat eiser met het overleggen van de politierapporten niet heeft onderbouwd dat hij problemen met de [beweging 1] en de [beweging 2] heeft gehad. Daartoe is van belang dat uit het onderzoek van Bureau Documenten volgt dat de opmaak en afgifte van deze documenten afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Bureau Documenten heeft dan ook geconcludeerd dat deze documenten (met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven of vals zijn en dat daarom niet kan worden vastgesteld of deze documenten inhoudelijk juist zijn. Over de inhoud van de rapporten heeft verweerder in het bestreden besluit gesteld dat er geen verifieerbare details in staan over de gebeurtenissen waarvan aangifte is gedaan en dat de geboortedata van de aangevers er niet in staan vermeld. Op grond van de inhoud van de documenten kan hieraan volgens verweerder dan ook niet de waarde worden toegekend die eiser hieraan toegekend wil zien. In tegenstelling tot wat eiser in beroep betoogt, heeft verweerder de rapporten hiermee ook op hun merites beoordeeld. De rechtbank ziet om die reden niet in dat verweerder in zijn beoordeling van de overgelegde politierapporten tekort is geschoten.
4.1.
Met het overleggen van de overlijdensakte heeft eiser aannemelijk gemaakt dat zijn vader is overleden. Echter, in de overlijdensakte is niet opgenomen onder welke omstandigheden de vader van eiser is overleden. De rechtbank volgt verweerder daarom in zijn standpunt dat eiser met deze akte niet heeft onderbouwd dat zijn vader is vermoord vanwege zijn problemen met de [beweging 1]. Hoewel in de verklaring (affidavit) van de gestelde zus van eiser staat dat haar vader is vermoord, heeft eiser dit hiermee niet alsnog onderbouwd. Daartoe is allereerst van belang dat voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal bij Bureau Documenten ontbreekt, waardoor Bureau Documenten geen uitspraak kan doen over de echtheid, opmaak en afgifte van de verklaring en niet kan vaststellen of de verklaring inhoudelijk juist is. Verder staat in deze verklaring niet onder welke omstandigheden de vader van eiser zou zijn vermoord. Tot slot heeft verweerder erop kunnen wijzen dat niet is gebleken dat deze verklaring inderdaad van de zus van eiser afkomstig is. Eiser heeft namelijk niet eerder over deze zus verklaard en heeft ook niet onderbouwd dat hij een zus met deze naam heeft.
4.2.
Ten aanzien van de verklaring van de gestelde oom van eiser heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat het om een kleurenkopie gaat en dat daarom geen uitspraak gedaan kan worden over de echtheid en afgifte van het aan de kopie ten grondslag liggende document en niet kan worden vastgesteld of de verklaring inhoudelijk juist is. Verweerder heeft aan deze verklaring daarom slechts een geringe bewijswaarde toegekend. Het betreft immers een eigen verklaring van een gesteld familielid en het gaat niet om bewijs uit een objectief verifieerbare bron. Verder heeft verweerder erop kunnen wijzen dat in de verklaring melding wordt gemaakt van een cultgroep waarmee eiser problemen heeft gehad en die eisers vader heeft vermoord maar dat de naam van de groep niet wordt vermeld. Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat eiser met deze verklaring niet op zichzelf bezien en ook niet in verband met de andere overgelegde documenten aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen met de [beweging 1] heeft gehad. Bij de waardering van dit bewijs mag voorts betekenis worden toegekend aan het feit dat eiser andere documenten heeft overgelegd die vals zijn bevonden dan wel onbevoegd zijn opgemaakt.
4.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder op te dragen nadere informatie in te winnen bij Bureau Documenten om invulling te geven aan zijn vergewisplicht of om zelf een deskundige te benoemen om de documenten te onderzoeken. Hiertoe overweegt de rechtbank dat eiser onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht voor twijfel aan het rapport van Bureau Documenten. De omstandigheid dat Bureau Documenten over twee politierapporten heeft geconcludeerd dat deze (met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven en over het derde politierapport heeft geconcludeerd dat deze vals is, vindt de rechtbank onvoldoende. Zoals uit de verklaring van onderzoek volgt, wijkt bij dit derde politierapport niet alleen de opmaak en afgifte af van het beschikbare vergelijkingsmateriaal maar ook de verschijningsvorm. Hierin heeft Bureau Documenten kennelijk aanleiding gezien om tot een andere conclusie te komen over het derde politierapport. De rechtbank vindt deze conclusie op zichzelf niet onbegrijpelijk. Bovendien is van belang dat verweerder ook naar de inhoud van de documenten heeft gekeken en deze niet zonder meer terzijde heeft gelegd.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over de problemen die hij stelt te hebben gehad met de [beweging 1] en met de [beweging 2]. Verweerder heeft eiser hiertoe in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat hij vaag, summier en oppervlakkig heeft verklaard. Dat eiser getraumatiseerd zou zijn en hierdoor niet goed heeft kunnen verklaren, wordt in beroep gesteld maar is niet onderbouwd met medische documenten. De rechtbank overweegt verder dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiser naar voren heeft gebracht in zijn zienswijze. De omstandigheid dat de problemen geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden, waarop verweerder in het besluit niet expliciet is ingegaan, maakt op zichzelf nog niet dat verweerder niet van eiser mocht verwachten dat hij uitvoeriger, meer gedetailleerd en duidelijker had kunnen verklaren. Zoals verweerder in het verweerschrift verduidelijkt heeft, moet het initiatieritueel een ingrijpende gebeurtenis voor eiser zijn geweest, zodat van hem verwacht mag worden dat hij ondanks een tijdsverloop van vijf tot zeven jaar hierover meer gedetailleerd had kunnen verklaren. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt.
5.1.
Met het in beroep overgelegde nieuwsartikel over cultgroepen in Nigeria heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zelf gedwongen lid is geworden van een van deze cultgroepen en dat hij daarna problemen met deze groep heeft gekregen. In dit nieuwsartikel wordt namelijk in het geheel niet gesproken over de [beweging 1] cultgroep. Dit artikel draagt daarom niet bij aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser.
Reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt vanwege de strijd tussen de partijen die voor de onafhankelijkheid van Biafra strijden. Eiser heeft met de brief van VluchtelingenWerk niet onderbouwd dat sprake is van een uitzonderlijke situatie die maakt dat hij een reëel risico loopt om het slachtoffer te worden van willekeurig geweld in Nigeria. Uit deze brief volgt dat sprake is van een geweldsconflict tussen de Indigenous People of Biafra (IPOB) en de Nigeriaanse veiligheidstroepen, maar niet dat willekeurige burgers die niet betrokken zijn bij de strijd voor onafhankelijkheid het risico lopen om slachtoffer te worden van dit geweld. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij ervoor te vrezen heeft om gedwongen gerekruteerd te worden door de IPOB. Daartoe is van belang dat eiser niet afkomstig is uit een regio waar de IPOB actief is. [11]
Uitstel van vertrek
7. Uit het overgelegde patiëntdossier volgt dat eiser voornamelijk maagpijn en mictieklachten (klachten bij het urineren) heeft en dat hij hiervoor medicatie gebruikt. Daarentegen blijkt uit dit dossier niet dat eiser op dit moment onder behandeling is voor deze medische klachten. Zoals eiser ter zitting naar voren heeft gebracht en met stukken heeft onderbouwd, is een afspraak voor hem met de praktijkondersteuner van de huisarts gepland. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat sprake is van een concreet behandelingstraject. Daarom zijn er nog geen behandelrapporten van eiser beschikbaar. Onder deze omstandigheden heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, op dit moment geen aanleiding hoeven zien om het BMA [12] om medisch advies te vragen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
3.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
4.Eiser verwijst naar het artikel van Vanguard, ‘Rival cults hold Lagos, Delta communities hostage.’ van 24 oktober 2015.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Eiser verwijst naar een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 15 maart 2022 met bijhorende bijlagen
7.Geprint op 6 mei 2022.
8.Van 22 juni 2022.
9.Afspraak voor 9 december 2022.
10.Eiser verwijst hiertoe naar Nigeria Essential Medicines List 2020, zevende editie.
11.Verweerder verwijst in zijn verweerschrift naar het Algemeen Ambtsbericht van Nigeria uit 2021. Op pagina 25 staat dat de afscheidingsbewegingen voor Biafra actief zijn in het Zuidoosten van Nigeria, met name in de staten Abia en Imo.
12.Bureau Medische Advisering.