Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eisers hebben gesteld dat zij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen. Op verzoek van de griffier hebben eisers dit beroep op betalingsonmacht nader onderbouwd met stukken. Uit deze stukken blijkt dat eisers geen inkomen en geen vermogen hebben waaruit het griffierecht kan worden betaald. Redelijkerwijs kan dan ook niet worden geoordeeld dat eisers door het niet betalen van het griffierecht in verzuim zijn geweest.
4. Niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen blijft daarom achterwege.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Eisers hebben op 15 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv nareis. Verweerder heeft deze aanvraag op 24 maart 2022 ontvangen. Verweerder moest uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.4 Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eisers hebben verweerder op 30 januari 2023, door verweerder ontvangen op 1 februari 2023, in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook hebben eisers meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.5 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.6
8. In de uitspraak van 17 februari 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.7 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
9. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat hij van plan is om eisers een herstel verzuim te bieden om hun aanvraag compleet te maken. Hiervoor heeft verweerder een termijn van vier weken nodig. Vervolgens beslist verweerder of nader onderzoek noodzakelijk is of dat hij een besluit kan nemen. Als verweerder nader onderzoek moet doen, dan heeft hij een termijn van twaalf weken nodig. Voor het nemen van een besluit heeft verweerder vier weken nodig. Dit betekent dat verweerder óf acht óf twintig weken nodig heeft om een besluit te nemen. De rechtbank vindt dit in deze situatie passend.8 De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder in beginsel binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. In het geval dat verweerder nader onderzoek gaat doen, dan bedraagt deze termijn twintig weken. Wanneer verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek hoeft te doen, bedraagt deze termijn vier weken.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
11. Eisers hebben de rechtbank verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom
4 Dit staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000-
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.9
De rechtbank stelt de bestuurlijke dwangsom vast
12. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
13. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen acht dan wel twintig weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
15. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).