ECLI:NL:RBDHA:2023:6968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit en zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, van Marokkaanse nationaliteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is als verweerder opgetreden. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 april 2023, waarbij de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 8 mei 2023, na schriftelijke behandeling door beide partijen.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring is opgelegd vanwege het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zal ontwijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden voor de maatregel niet heeft betwist en dat de zware en lichte gronden voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat er zicht op uitzetting bestaat, onder verwijzing naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12827

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer],
gemachtigde: mr. M.M. Polman,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben ingestemd met een schriftelijke behandeling. Eiser heeft op 4 mei 2023
gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 4 mei 2023 een verweerschrift
ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek op 8 mei 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
3. Eiser heeft de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden niet betwist. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De zware gronden en de lichte gronden zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring daarom dragen.
4. Ondanks de recente afspraken tussen Nederland en Marokko meent eiser dat er nog
steeds geen zicht is op uitzetting naar Marokko. Reden hiertoe is dat vanuit de journalistiek onderzoek wordt gedaan naar de daadwerkelijke uitzettingen en onder welke omstandigheden dat wordt gedaan. Verweerder heeft dit zicht op uitzetting niet onderbouwd, zodat de rechtbank wordt gevraagd verweerder op te dragen inzicht te geven hoeveel uitzetting hebben plaats gevonden en onder welke omstandigheden (met paspoort en laissez passer (lp)) vanaf het moment dat er weer zicht op uitzetting bestaat volgens verweerder.
4.1
Verweerder verwijst bij schrijven van 4 mei 2023 allereerst naar de maatregel van bewaring waar het zicht op uitzetting is gemotiveerd. Voorts wijst verweerder op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 november 2022 [1] , waarin de Afdeling weer zicht op uitzetting heeft aangenomen naar Marokko. Dat zicht op uitzetting naar Marokko kan worden aangenomen, heeft de Afdeling nogmaals bevestigd bij uitspraak van 23 februari 2023 [2] .
Tot slot wijst verweerder op de volgende cijfers:
Periode 1 januari 2022 t/m 31 december 2022:
-237 lp-aanvragen zijn ingediend (waarvan 115 in november en december 2022)
-153 nationaliteitsbevestigingen zijn afgegeven (waarvan 14 in november en december 2022)
-27 lp's zijn afgegeven (waarvan twee in november en december 2022)
-14 uitzettingen met behulp van een lp hebben plaatsgevonden (waarvan negen in november en december 2022)
De doorlooptijd voor afgifte van een lp bedraagt ongeveer drie maanden.
Periode 1 januari 2023 t/m 31 maart 2023:
-Ingediende lp-aanvragen: 138
-Nationaliteitsbevestigingen: 68
-Reisdocument (lp) verkregen: 16
-Gedwongen vertrek op lp: 18
Dat in het eerste kwartaal van 2023 twee meer gedwongen vertrekken op lp plaatsvonden dan lp's zijn afgegeven wordt volgens verweerder veroorzaakt door in 2022 verkregen lp's met een vertrek in 2023. Dat niet alle nationaliteitsbevestigingen leiden tot een lp-afgifte wordt veroorzaakt doordat na ontvangst van deze bevestiging ook een presentatie in persoon voor de Marokkaanse consul vereist is. Om verschillende redenen kan het voorkomen dat dit niet mogelijk (meer) is, bijvoorbeeld omdat de betrokken vreemdeling zijn medewerking hieraan weigert, aldus verweerder.
4.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank wijst op de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling waarin is geoordeeld dat in algemene zin is sprake van zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn. Verder blijkt uit het schrijven van verweerder van 8 mei 2023 dat in het eerste kwartaal van 2023 voor 16 vreemdelingen een lp is verstrekt en 18 vreemdelingen gedwongen terug zijn gekeerd naar Marokko. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarmee terecht op het standpunt gesteld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen is gegeven. Eiser heeft in deze zaak geen individuele omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat in zijn geval het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbreekt.
5. Ook overigens is niet gebleken dat het voortduren van de maatregel van bewaring
onrechtmatig was. [3]
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van
H.B. Slot - Akkerman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

3.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022,