ECLI:NL:RBDHA:2023:6941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
C/09/644055 / KG ZA 23-184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling na intrekking kort geding

In deze zaak heeft A.F. Benelux Holding B.V. (AFB) Hidalgo International B.V. en Rule Holding B.V. (samen: Hidalgo) in kort geding gedagvaard. AFB heeft op 6 april 2023 de kort geding procedure ingetrokken, voordat de mondelinge behandeling had plaatsgevonden. Hidalgo heeft vervolgens verzocht om AFB te veroordelen in de proceskosten, welke kosten door Hidalgo zijn gespecificeerd tot € 14.853,-. AFB heeft bezwaar gemaakt tegen deze vordering.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, volgens artikel 249 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de eiser bij afstand van instantie verplicht is de proceskosten van de gedaagde te betalen. Echter, de Hoge Raad heeft in een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2016:1087) bepaald dat deze bepalingen niet op kort gedingen van toepassing zijn, maar dat ze wel aanknopingspunten bieden voor de regels omtrent de intrekking van een kort geding.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Hidalgo haar verzoek tot proceskostenvergoeding tijdig heeft ingediend, maar dat de kosten die door Hidalgo zijn gemaakt voordat AFB de procedure heeft ingetrokken, niet voor rekening van AFB dienen te komen. De dagvaarding was uitgebracht vanwege een geschil over de rechten en verplichtingen uit een leveranciersovereenkomst, die door Hidalgo was beëindigd. AFB had kennelijk de kort geding dagvaarding ingesteld om zekerheid te verkrijgen over het gebruik van haar intellectuele eigendomsrechten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van Hidalgo tot proceskostenveroordeling afgewezen, omdat AFB geen belang meer had bij de vorderingen na de intrekking van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Zaaknummer: C/09/644055 / KG ZA 23-184
Vonnis in kort geding van 15 mei 2023
in de zaak van
A.F. BENELUX HOLDING B.V.,
te Sittard-Geleen,
eisende partij,
hierna te noemen: AFB,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen

1.HIDALGO INTERNATIONAL B.V.,

te Zoetermeer,
2.
RULE HOLDING B.V.,
te Zoetermeer,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Hidalgo,
advocaat: Mr. L. Keukens te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
AFB heeft Hidalgo in kort geding gedagvaard om op 6 april 2023 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij brief van 3 april 2023 heeft AFB de kort geding procedure ingetrokken. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft niet plaatsgevonden.
1.2.
Bij brief van 6 april 2023 heeft Hidalgo de voorzieningenrechter verzocht AFB te veroordelen in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv [1] , welke kosten zij heeft gespecificeerd tot een bedrag van € 14.853,-. AFB heeft bij brief van 14 april 2023 tegen deze vordering bezwaar gemaakt.

2.Overwegingen

2.1.
In artikel 249 Rv is met betrekking tot de bodemprocedures bepaald dat de eiser bij afstand van instantie verplicht is de proceskosten van gedaagde te betalen. In zijn uitspraak van 3 juni 2016 [2] heeft de Hoge Raad overwogen dat voormelde bepaling, tezamen met de artikelen 125-127 en 250 Rv, niet op het kort geding in eerste aanleg van toepassing is, maar dat deze bepalingen wel aanknopingspunten bieden voor de regels die gelden met betrekking tot de intrekking van een kort geding in eerste aanleg. De Hoge Raad heeft in voornoemd arrest de desbetreffende regels geformuleerd onder de opmerking dat deze regels naar inhoud en strekking vergelijkbaar zijn met die van de artikelen 125-127 en 249-250 Rv.
2.2.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat Hidalgo haar verzoek tot het vergoeden van de proceskosten binnen de door de Hoge Raad in voornoemd arrest gestelde termijn van veertien dagen na de datum waartegen hij oorspronkelijk was opgeroepen heeft ingediend. Het verzoek van Hidalgo dateert immers van dezelfde datum als de datum waartegen zij oorspronkelijk was opgeroepen, te weten 6 april 2023.
2.3.
Bij brief van 3 april 2023 heeft de advocaat van AFB de voorzieningenrechter meegedeeld dat zij de procedure intrekt omdat aan de vorderingen van AFB zou zijn voldaan doordat Hidalgo vrijwillig zou hebben besloten de website offline te halen waardoor aan de eisen van AFB zou zijn voldaan.
2.4.
Bij de beoordeling van de door Hidalgo verzochte proceskostenveroordeling dient de voorzieningenrechter na te gaan of de kosten die door Hidalgo zijn gemaakt voordat AFB de kort geding procedure heeft ingetrokken, voor rekening van AFB dienen te komen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en licht dit als volgt toe.
2.5.
De dagvaarding is uitgebracht vanwege een geschil over – samengevat – de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een tussen partijen gesloten leveranciersovereenkomst, die op initiatief van Hidalgo per 1 april 2023 is beëindigd.
2.6.
Tussen partijen is, nadat Hidalgo in oktober 2022 heeft aangekondigd de overeenkomst te willen beëindigen, onenigheid ontstaan over de uitleg van bepaalde artikelen uit de leveranciersovereenkomst en wat de gevolgen daarvan zouden moeten zijn tot de einddatum van de overeenkomst. Kennelijk heeft deze onenigheid bij AFB onzekerheid teweeg gebracht over de vraag of Hidalgo per 1 april 2023 daadwerkelijk uitvoering zou gaan geven aan het feit dat de samenwerking tussen partijen per die datum tot een einde zou komen.
2.7.
In dat licht bezien en bij het ontbreken van een ondubbelzinnige verklaring van Hidalgo dat zij per 1 april 2023 geen gebruik meer zou maken van de intellectuele eigendomsrechten van AFB, heeft AFB kennelijk onderhavige kort geding dagvaarding op 29 maart 2023 laten betekenen teneinde zekerheid te verkrijgen over de toekomst. In deze dagvaarding vordert zij een verbod op “het gebruik van haar intellectuele eigendomsrechten”.
2.8.
Uit de toelichting op de intrekking van het kort geding volgt dat Hidalgo aan de bij dagvaarding ingestelde vorderingen (te weten een verbod tot het gebruik van de intellectuele eigendomsrechten) in ieder geval voor de toekomst heeft voldaan door na afloop van de leveranciersovereenkomst (dus per 1 april 2023) de website offline te halen. In zoverre had AFB per die datum geen belang meer bij handhaving van de vorderingen die zij in kort geding heeft ingesteld en was intrekking van deze procedure een logische vervolgstap.
2.9.
Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door Hidalgo tot dusver gemaakte kosten niet voor rekening van AFB dienen te komen. De verzochte proceskostenveroordeling wordt om die reden dan ook afgewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst het verzoek van Hidalgo tot een proceskostenveroordeling ten laste van AFB af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering