ECLI:NL:RBDHA:2023:688
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft gereageerd op het verzoek om een verweerschrift in te dienen en heeft daarom uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had op 8 november 2021 een asielaanvraag ingediend, waarvoor de beslistermijn zes maanden bedraagt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de wettelijke beslistermijn heeft overschreden, aangezien er geen beslissing is genomen voor de deadline van 8 mei 2022. Eiser heeft de staatssecretaris op 18 mei 2022 in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat hij beroep heeft ingesteld. Dit maakt het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.