ECLI:NL:RBDHA:2023:6858
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling. De rechtbank heeft op 4 april 2023 geoordeeld dat het beroep ongegrond is. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft een complexe reis achter de rug via verschillende landen en heeft in Oostenrijk zijn vingerafdrukken afgegeven. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen, ondanks de familiebanden van eiser in Nederland en de slechte detentieomstandigheden in Oostenrijk. De rechtbank stelt vast dat er een rechtsgeldig akkoord tussen Nederland en Oostenrijk bestaat en dat de staatssecretaris terughoudend gebruik mag maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de overdracht aan Oostenrijk als onevenredig hard zouden kwalificeren. De rechtbank wijst ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen reden is om dit te treffen na de beslissing over het beroep. De uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, in aanwezigheid van mr. R. Moes, griffier, en is openbaar gemaakt op 12 mei 2023.