ECLI:NL:RBDHA:2023:6831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9687
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De staatssecretaris heeft de aanvraag ongegrond verklaard, omdat de gestelde problemen van eiser met zijn broer ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft aangevoerd dat hij bedreigd werd door zijn broer, die hem wilde dwingen om in de drugshandel te werken. Eiser vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Algerije. Tijdens de zitting op 25 april 2023 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder zijn verzoek om zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht de geloofwaardigheid van eisers verklaringen in twijfel trok, vooral omdat eiser niet in staat was om voldoende uitleg te geven over de beweegredenen van zijn broer. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de algemene situatie in Algerije, aangezien het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig was. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9687

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 29 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1996 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bedreigd werd door zijn broer, omdat zijn broer wilde dat hij met hem in de drugshandel ging werken. Bij terugkeer naar Algerije vreest hij door zijn broer te worden vermoord.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met broer [naam].
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De problemen met eisers broer [naam] heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Eiser weet niet waarom hij voor [naam] moest werken; zijn moeder zou ook gevaar lopen maar woont nog in Algerije; eiser heeft ongeloofwaardig verklaard over aangiftes; hij heeft geen documenten overgelegd, en hij heeft in Duitsland niet verklaard over de problemen met [naam]. Verweerder concludeert dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser verzoekt allereerst zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser vindt dat hem onterecht is tegengeworpen dat hij niet weet waarom [naam] wilde dat hij voor hem ging werken. De beweegredenen zijn van zijn broer en niet van hemzelf, hij kan dit daarom niet weten. Ook zijn verklaringen over de aangiftes zijn onterecht ongeloofwaardig geacht. Hij heeft aangegeven dat er niets met zijn aangifte is gedaan, omdat zijn broer connecties heeft bij de politie. Hierbij wijst hij op de corruptie in Algerije. Verweerder had moeten onderzoeken of in het algemeen bescherming kan worden verkregen in Algerije. Dat eiser geen documenten heeft die zijn asielverhaal ondersteunen is, gelet op het arrest Said tegen Nederland, [2] niet voldoende om tot ongeloofwaardigheid te concluderen. Ten slotte doet eiser een beroep op de arresten Jawo en Ibrahim. [3]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verzoek om zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen
4. Het verzoek van eiser om wat in zijn zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt niet gevolgd. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover hij in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. [4]
Problemen met broer [naam]
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen van eiser met zijn broer [naam] ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Verweerder heeft mogen verwachten van eiser dat hij meer kan vertellen over de reden waarom zijn broer wilde dat hij in de drugshandel kwam werken. Hoewel niet in het hoofd van een ander gekeken kan worden, zoals ook door verweerder wordt erkend, gaat het hier om de kern van het asielrelaas van eiser. Er mag dan ook van hem verwacht worden dat hij hier meer over kan zeggen dan enkel dat hij de reden niet begrijpt. [5]
5.1
Ook heeft verweerder de verklaringen van eiser over de aangiftes ongeloofwaardig kunnen vinden. Hiertoe is van belang dat betrokkene bij een eerder incident wel aangifte heeft gedaan en van een steekpartij door zijn broer geen aangifte doet. Eiser heeft verklaard dat de politie bang is voor [naam], maar heeft dit niet nader onderbouwd. Eiser verwijst naar de algemene situatie van corruptie in Algerije, maar het is aan eiser om zijn persoonlijke relaas aannemelijk te maken. Voor zover eiser meent dat verweerder had moeten onderzoeken of in het algemeen bescherming mogelijk is in Algerije, overweegt de rechtbank dat verweerder dit niet heeft hoeven doen, nu het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig wordt gevonden door verweerder.
5.2
Verweerder heeft eiser verder kunnen tegenwerpen dat hij geen documenten ter ondersteuning van zijn asielrelaas heeft overgelegd. Eiser heeft een aangifte gedaan en is behandeld in het ziekenhuis, maar kan hiervan geen enkel document overleggen. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser inmiddels meer dan twee jaar geleden uit Algerije is vertrokken en niet is gebleken dat hij enige inspanning heeft geleverd om aan documenten te komen. Voor zover verwezen wordt naar het arrest Said tegen Nederland, [6] overweegt de rechtbank dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat de situatie in dit arrest verschilt van de situatie van eiser. In het arrest was de kern van het asielrelaas volgens het Hof geloofwaardig mede gelet op de algemene informatie die was overgelegd. Het Hof benadrukt in rechtsoverweging 49 dat degene die aanvoert dat uitzetting in strijd is met artikel 3 van het EVRM [7] voor zover mogelijk informatie daarover dient te geven. De kern van het relaas van eiser in deze zaak is, niet ten onrechte, ongeloofwaardig gevonden. Hij heeft geen algemene en geen persoonlijke informatie overgelegd om zijn relaas te onderbouwen.
5.3
Met betrekking tot het beroep van eiser op de arresten Jawo en Ibrahim van het HvJEU heeft verweerder terecht overwogen dat deze arresten niet van toepassing zijn op de situatie van eiser. Deze arresten gaan over de vraag of een vreemdeling mag worden overgedragen aan een lidstaat die verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, of die hem internationale bescherming heeft geboden, wanneer hij daar zou worden blootgesteld aan extreme armoede. In het geval van eiser gaat het om terugkeer naar Algerije, en niet om een overdracht aan een andere lidstaat. Verder heeft verweerder ook kunnen concluderen dat eiser niet onderbouwd heeft dat hij in Algerije in een situatie van extreme armoede terecht zal komen.
Wat is de conclusie?
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2.Uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 5 juli 2005, Said tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2005:0705JUD000234502.
3.Zie de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 en ECLI:EU:C:2019:219.
4.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169, r.o. 3.
5.Zie pagina 6, onderaan, verslag nader gehoor.
6.Zie het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 5 juli 2005, Said tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2005:0705JUD000234502.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.