In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2023 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de auto van eiseres op een parkeerplaats stond waar parkeerbelasting verschuldigd was, en de geldige parkeerduur was verstreken. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de handhaving van de naheffingsaanslag door verweerder, die deze had gehandhaafd in een uitspraak op bezwaar van 16 april 2019.
Tijdens de zitting op 28 maart 2023 was eiseres vertegenwoordigd door haar bestuurder en gemachtigde, terwijl verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting niet correct was verzonden, maar verweerder heeft aangegeven dat een nieuwe zitting niet nodig was. De rechtbank heeft vervolgens besloten om zonder heropening van het onderzoek uitspraak te doen.
Eiseres heeft aangevoerd dat de naheffingsaanslag nietig is vanwege belangenverstrengeling en schending van integriteit, en dat de parkeercontroleur niet bevoegd was om de naheffingsaanslag op te leggen. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen, onder verwijzing naar het Aanwijzings- en mandaatbesluit van de gemeente Noordwijk, waaruit blijkt dat de directeur van P1 On Street BV als heffingsambtenaar is aangewezen. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet op andere wijze was voldaan.
De rechtbank heeft ook de stelling van eiseres verworpen dat de naheffingsaanslag een factuur is waarop omzetbelasting vermeld had moeten worden. De rechtbank verwijst naar een arrest van de Hoge Raad waarin is bepaald dat een gemeentelijke parkeerverordening niet ongeldig is omdat er geen omzetbelasting op het aanslagbiljet is vermeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.