Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
2 januari 2023.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 6 april 2023 besloten de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast, wat inhoudt dat Nederland mag uitgaan van de veronderstelling dat Duitsland de asielaanvragen op een correcte manier behandelt. De eiser heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland zodanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest.
De rechtbank concludeert dat de algemene stellingen van de eiser over de situatie in Duitsland onvoldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van een fundamentele systeemfout. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Duitsland te vrezen heeft voor een onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank wijst erop dat de eiser de mogelijkheid heeft om een klacht in te dienen bij de Duitse autoriteiten als hij meent dat zijn rechten worden geschonden.