ECLI:NL:RBDHA:2023:6798
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een Syrische eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze procedure. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet langer kon stellen dat de opschorting van de overdrachten in het kader van de Dublinverordening een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormde. Er was geen duidelijkheid over wanneer de overdrachten naar Italië hervat konden worden en de rechtbank wees op mogelijke fundamentele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Italië. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de eiser. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van de eiser, die in totaal € 2.511,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. van der Gouw.