ECLI:NL:RBDHA:2023:6798

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
NL23.6124 en NL23.6726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een Syrische eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze procedure. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet langer kon stellen dat de opschorting van de overdrachten in het kader van de Dublinverordening een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormde. Er was geen duidelijkheid over wanneer de overdrachten naar Italië hervat konden worden en de rechtbank wees op mogelijke fundamentele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Italië. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de eiser. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van de eiser, die in totaal € 2.511,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. van der Gouw.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.6124 (beroep)
NL23.6726 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. Aly).

Procesverloop

In het besluit van 28 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en tolk [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op de Dublinverordening. Verweerder heeft de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waardoor op grond van de Dublinverordening de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
2. Eiser is het niet eens met het besluit. Hij heeft onder meer een beroep gedaan op de Circular Letter van 5 december 2022 waarin de Italiaanse autoriteiten de andere lidstaten verzoeken om de overdrachten tijdelijk op te schorten wegens gebrek aan opvangplekken door een hoge instroom van asielzoekers.
3. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder er niet langer van uitgaan dat de opschorting van de overdrachten in het kader van de Dublinverordening een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormt. Voor de motivering van dit oordeel volstaat de rechtbank hier met een verwijzing naar de motviering in de eerdere uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats over dit onderwerp van 7 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:2828).
4. Het beroep is daarom al gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
5. Nu het beroep hierom al gegrond is, ziet de rechtbank geen reden om in te gaan op de beroepsgrond over de belangen van het nichtje van eiser.
6. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. Gezien de beslissing over het beroep is het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Verweerder dient eisers proceskosten te vergoeden. Deze kosten bedragen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023 door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.